1 FEBRUARI 2001. - Ministerieel besluit houdende de bekrachting van de programma's en richtlijnen voor de permanente vorming van magistraten voor 2001

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op art. 259bis-9 § 3, ingevoegd bij wet van 22 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de in toepassing van artikel 259-bis-9, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek door de verenigde benoemings-en aanwijzingscommissie voorbereide richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van magistraten met betrekking tot het jaar 2001 op 28 juni 2000 door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie werden goedgekeurd;

Overwegende dat deze goedgekeurde richtlijnen en programma's op 20 juli 2000 aan de Minister van Justitie werden overgemaakt met het oog op de bekrachtiging ervan;

Overwegende dat deze programma's en richtlijnen na de goedkeuring door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie nog geactualiseerd werden en de uiteindelijk te bekrachtigen versie op 12 december 2000 werd overgemaakt aan de Minister van Justitie;

Overwegende dat de programma's en de richtlijnen ten dringend dienen te worden bekrachtigd en bekendgemaakt met het oog op de aanvang van de vergaderingen van de coördinatoren met de subwerkgroepen die deze programma's vanaf januari 2001 moeten uitwerken,

Besluit :

Artikel 1. De programma's en richtlijnen voor de permanente vorming voor magistraten met betrekking tot het jaar 2001 bedoeld in artikel 259bis-9, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek voor het jaar 2001, zoals voorbereid door de verenigde benoemings en aanwijzingscommissie en goedgekeurd op 28 juni 2000 door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie, gevoegd als bijlage bij dit besluit, worden bekrachtigd.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 1 februari 2001.

De Minister van Justitie,

M. VERWILGHEN

Richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van magistraten met betrekking tot het jaar 2001.

Voorbereid door de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie in haar vergadering van 27 juni 2000.

Goedgekeurd door de Hoge Raad voor de Justitie in zijn algemene vergadering van 28 juni 2000.

VOORWOORD RICHTLIJNEN

Overeenkomstig art. 259bis-9 van het Gerechtelijk Wetboek worden de richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van de magistraten goedgekeurd door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie en ter bekrachtiging voorgelegd aan de Minister van Justitie.

In dit voorwoord van het eerste programma goedgekeurd door de Hoge Raad worden een aantal richtlijnen geformuleerd die bij de organisatie van de opleidingen voor magistraten en gerechtelijke stagiairs in acht genomen moeten worden.

Zoals de voorgaande jaren, werd de uitwerking van dit opleidingsprogramma voorafgegaan door een uitgebreide peiling naar de behoeften in gerechtelijke kringen. Het spreekt immers vanzelf dat de voorgestelde opleidingsprojecten moeten beantwoorden aan reële noden.

KRACHTLIJNEN

Opleiding is zowel een recht als een plicht voor de magistraten

Een degelijke magistratuur, die bekwaam is en uitstekende prestaties levert, vereist een degelijke opleiding.

Opleiding is een recht.

Het meest gehoorde obstakel voor de effectieve deelname van magistraten aan opleidingsprogramma's is de ontoereikende beschikbaarheid ingevolge hun werklast.

Zelfs indien decentralisatie van bepaalde opleidingen gedeeltelijk tegemoet kan komen aan dit probleem, blijft het noodzakelijk om voor iedereen een werkelijk recht op opleiding te erkennen, zonder dat hierbij evenwel de dienstregeling in het gedrang gebracht mag worden. Dit houdt in :

- dat een minimum aan tijd vrijgemaakt kan worden met het oog op opleiding en dat het recht van elke magistraat op een opleidingskrediet van vijf werkdagen per semester bekrachtigd wordt. In voorkomend geval moet de wet in deze zin aangepast worden. In dit verband mag aangestipt worden dat verschillende korpschefs reeds initiatieven hebben genomen om de magistraten van hun rechtsmacht vrij te stellen ten einde te kunnen deelnemen aan opleidingen die hen rechtstreeks aanbelangen. Deze voorbeelden moeten aangemoedigd worden.

- dat de vervanging van de magistraat tijdens de duur van de opleiding verzekerd kan worden, zonder de werklast van zijn collega's te verhogen, hetgeen onder meer in de « kleine » rechtsmachten problemen stelt. Hiertoe moet het kader van elke rechtsmacht voldoende aangepast of uitgebreid worden, hetgeen de voorkeur verdient boven een voortdurend inschakelen van plaatsvervangende magistraten.

De korpschef bekleedt een centrale plaats bij het beheer van de opleidingen die de magistraten van zijn rechtsmacht volgen.

Opleiding is een plicht

De toename van nieuwe, vaak ingewikkelde wetten, de vermenigvuldiging van juridische informatiebronnen, de grotere specialisatie van advocaten, de internationalisering van het recht en het ontstaan van nieuwe technologieën vereisen het voortdurend op peil houden van de kennis en vaardigheden van de magistraten om de kwaliteit van de openbare dienst van de justitie te verbeteren, onder meer door een grotere rechtszekerheid.

De bereidheid van magistraten om hun kennis voortdurend op peil te houden en de wil om zich te vervolmaken in de materies die ze beoefenen, zullen in aanmerking genomen worden bij hun evaluatie, hierbij weliswaar rekening houdend met de effectieve mogelijkheden waarover ze in hun dagelijkse werksituatie beschikken om aan opleidingen deel te nemen.

De beroepsopleiding van de magistraten is geen academisch onderwijs

Een aanzienlijke meerderheid van de magistraten vraagt een praktijkgerichte beroepsopleiding.

Naast colloquia, seminaries en studiedagen die traditioneel georganiseerd worden door de universiteiten, is het van belang om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de magistraten aangaande hun opleiding door een beroep te doen op lesgevers die gekozen worden onder practici en door middel van pedagogische formules die gericht zijn op kritische bezinning en concrete uitwerking (workshops, uitwisseling van beroepservaringen, enz.).

De oprichting van een onafhankelijke structuur zou een professionele organisatie van de opleiding van de magistraten mogelijk moeten maken.

Deze structuur moet volgende taken vervullen :

- de organisatie van diverse vormen van opleidingen, in samenwerking met de universiteiten, de balies en, op Europees vlak, de andere scholen en gerechtelijke opleidingscentra;

- de verspreiding van informatie betreffende de verschillende bestaande opleidingen;

- het afstemmen van het aanbod van opleidingen op de vraag hiernaar.

PRAKTISCHE UITVOERING

Rekening houdend met de ervaringen die opgedaan werden sinds 1996, wenst de Hoge Raad voor de Justitie de volgende aanbevelingen te formuleren om de praktische organisatie van de sessies door de opleidingsdienst van het Ministerie van Justitie te verbeteren.

De aanwijzing van magistraten voor de uitvoering van de opleidingsprogramma's

Bij de voorbereiding van dit programma alsook van het programma van de gerechtelijke stage is meermaals gebleken dat de voortdurende inhoudelijke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT