Besluit van de Regering tot vaststelling van de specifieke veiligheidsnormen voor de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen (VERTALING)., de 26 juin 2008

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :

- decreet : het decreet van 4 juni 2007 betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen;

- inrichting : één van de inrichtingen gedefinieerd in artikel 2 van het decreet, met uitzondering van de seniorenresidenties;

- attest : het attest uitgereikt door de bevoegde burgermeester, conform het model opgenomen in de bijlage B van dit besluit;

- bevoegde brandweerdienst : de brandweerinspectiedienst opgericht door artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, voor het laatste gewijzigd bij de wet van 27 december 2004;

- basisnormen : de normen gedefinieerd in het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, zoals gewijzigd.

Art. 2. § 1. De specifieke veiligheidsnormen bedoeld in artikel 5, § 3, 7°, van het decreet waaraan een inrichting met het oog op de erkenning moet voldoen, zijn

- voor de rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen, plaatsen voor kort verblijf en psychiatrische verzorgingstehuizen, alsmede voor de dagverzorgingscentra, nachtverzorgingscentra en dagopvangcentra, voor zover zij in een rustoord voor bejaarden of een rust- en verzorgingstehuis gelegen zijn, de veiligheidsnormen opgenomen in de Bijlage A bij dit besluit;

- voor de serviceflatgebouwen, de basisnormen of, indien zij in het gebouw van een rust- en verzorgingstehuis geïntegreerd zijn, de veiligheidsnormen opgenomen in de Bijlage A bij dit besluit.

§ 2. Producten die in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat die het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend, regelmatig worden vervaardigd en/of op de markt gebracht en die aan de specifieke veiligheidsnormen opgenomen in de bijlage A bij dit besluit voldoen, worden als gelijkwaardig geacht. Deze gelijkstelling is ook toepasselijk, onder dezelfde voorwaarden, op Turkije met toepassing van het besluit 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995.

§ 3. Rustoorden voor bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen, alsmede psychiatrische verzorgingstehuizen moeten zich in lage of middelhoge gebouwen, zoals gedefinieerd in de basisnormen, bevinden.

Art. 3. De rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, dagverzorgingscentra en nachtverzorgingscentra worden in twee klassen gerangschikt :

  1. klasse 1 : de inrichtingen waarvan de lokalen bestemd voor de inwonenden ten hoogste één verdieping boven het hoogste evacuatieniveau;

  2. klasse 2 : de inrichtingen waarvan de lokalen bestemd voor de inwonenden twee of meer verdiepingen boven het hoogste evacuatieniveau.

Elk gebouw van een bejaardentehuis of van een rust- en verzorgingstehuis, psychiatrisch verzorgingstehuis, dagverzorgingscentrum of nachtverzorgingscentrum moet voldoen aan de normen geldig voor zijn klasse overeenkomstig bijlage A. Inrichtingen in " gemengde " gebouwen moeten, naargelang hun klasse, ook aan de veiligheidsnormen voldoen.

Art. 4. De exploitant moet om een attest betreffende de naleving van de veiligheidsbepalingen per aangetekende brief vragen bij de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is.

De burgemeester richt de aanvraag aan de bevoegde brandweerdienst. Deze moet de burgemeester binnen zes weken een verslag over de naleving van de veiligheidsnormen toesturen.

De burgemeester stelt het attest op basis van het verslag van de brandweerdienst op, overeenkomstig het model opgenomen in bijlage B bij dit besluit, binnen twee maanden na de ontvangst van de aanvraag.

Art. 5. Worden de veiligheidsnormen niet vervuld, vermeldt het attest de normen waaraan niet voldaan is. De termijn om zich in orde te stellen wordt aan de exploitant medegedeeld. De exploitant verkrijgt samen met de verklaring een afschrift van het verslag van de bevoegde brandweerdienst.

Art. 6. Wijzigingen aan het gebouw mogen slechts op advies van de bevoegde brandweerdienst worden uitgevoerd. Na beëindiging van de werken moet onmiddellijk een nieuw attest aangevraagd worden overeenkomstig artikel 4.

Art. 7. Op verzoek van de exploitant en op gunstig advies van de bevoegde brandweerinspectiedienst kan de bevoegde minister een afwijking van de specifieke veiligheidsnormen toestaan.

Een bejaardentehuis, een rust- en verzorgingstehuis of een psychiatrisch verzorgingstehuis mag slechts in lage of middelhoge gebouwen, zoals gedefinieerd in de basisnormen, gelegen zijn.

Art. 8. Het besluit van de Regering van 3 december 1997 tot vaststelling van de specifieke veiligheidsnormen voor opvangvoorzieningen voor bejaarden is opgeheven.

Art. 9. De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 26 juni 2008.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :

De Minister-President, Minister van Lokale Besturen,

K.-H. LAMBERTZ

De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme,

  1. GENTGES

    BIJLAGEN.

    Art. N1. Bijlage A. - Normen inzake bescherming tegen brandgevaar en paniek in de bejaardentehuizen en in de rust- en verzorgingstehuizen, alsmede in de psychiatrische verzorgingstehuizen.

    HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN.0. ALGEMEEN.0.1. Algemene definities.

    De hierna gebruikte brandterminologie stemt overeen met die van de basisnormen.

    Het ruststroom-principe (positieve veiligheid) : de installaties worden als veilig beschouwd, indien er ook voor de noodfunctie van deze installaties of toestellen wordt gezorgd als de energiebron en/of de verzorgings- en/of bedieningssystemen uitvallen.

    0.2. Nummering van de verdiepingen - Bewegwijzering.

    0.2.1. Aan iedere verdieping wordt een volgnummer toegekend met inachtneming van volgende regels :

    - de nummers vormen een ononderbroken reeks;

    - één der evacuatieniveaus draagt het nummer 0;

    - de verdiepingen gelegen onder het niveau 0 dragen een negatief nummer;

    - de verdiepingen gelegen boven het niveau 0 dragen een positief nummer.

    0.2.2. Het volgnummer van elke verdieping moet.

    - ten behoeve van de gebruikers ervan maken ten minste op één wand van de bordessen van de trappenhuizen of liften worden aangebracht;

    - leesbaar zijn vanuit de liftkooi wanneer deze stilstaat;

    - goed zichtbaar blijven, zelfs wanneer de deuren in open stand geblokkeerd blijven.

    0.2.3. De volgnummers van de verdiepingen zijn in de liften naast de bedieningsknoppen aangebracht. Bovendien staan de woorden "uitgang" of "nooduitgang" vermeld naast het nummer van de verdieping waar zich uitgangen of nooduitgangen bevinden.

    0.2.4. De uitgangen en de wegen die tot de uitgangen en nooduitgangen leiden moeten duidelijk aangegeven zijn door pictogrammen overeenkomstig de voorschriften van het koninklijk besluit van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.

    0.2.5. De berichten betreffende de bescherming tegen brand stemmen overeen met de bepalingen vermeld in voorgaand lid.

    0.2.6. Elke vleugel van de inrichting moet met een naamschild duidelijk worden aangeduid. De naamschilden moeten buiten, bij elke toegang tot de buiten- en binnentrappen alsmede in de ingang van het rust- en verzorgingstehuis worden aangebracht.

    HOOFDSTUK II - INPLANTING, CONSTRUCTIE EN UITRUSTING.1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN.1.1. Toegang.

    Het gebouw is rechtstreeks en voortdurend bereikbaar door de voertuigen van de brandweer- en hulpdiensten, zodat de brandbestrijding en de redding er normaal kunnen uitgevoerd worden.

    Hiertoe worden het aantal en de inplanting van de toegangsweg(en) in akkoord met de bevoegde brandweerdienst bepaald, hierbij rekening houdend met de uitgestrektheid van de in aanmerking te nemen instelling, het aantal inwonenden, het aantal bezette verdiepingen en de schikking der gebouwen.

    1.2. Vereisten betreffende de toegangswegen.

    Op deze weg(en) wordt er steeds een rijstrook vrijgehouden die voldoet aan volgende eisen :

    - minimale doorrijbreedte : 4 m;

    - minimale doorrijhoogte : 4 m;

    - minimale krommingstraal : 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant;

    - maximale helling : 6 pct., behalve toestemming van de bevoegde brandweerdienst voor bepaalde plaatselijke omstandigheden;

    - draagvermogen : voldoende, opdat voertuigen met ten hoogste 13 ton op elke as erop mogen rijden en parkeren zonder te blijven steken, zelfs wanneer zij de bodem vervormen.

    Wanneer de toegangswegen doodlopende wegen zijn, wordt de minimale wegbreedte gebracht op 8 m en dienen de kenmerken ervan over de gehele breedte overeen te stemmen met deze hierboven voorgeschreven. De toestemming van de brandweerdienst is vereist.

    De vrije ruimten : hovingen, parken, binnenkoeren, voorportalen die dezelfde kenmerken vertonen als deze waarin deze punt en punt 1.1. voorzien mogen als toegangswegen beschouwd worden.

    Bijgebouwen, uitspringende daken, luifels, overstekken of andere dergelijke toevoegingen mogen niet de evacuatie of veiligheid van de gebruikers noch de bewegingsvrijheid van de brandweer in het gedrang brengen.

    1.3. Afstand tussen de gebouwen.

    De horizontale afstand tussen het gebouw en elk nabijgelegen gebouw, die bevrijd is van alle brandbare voorwerpen, bedraagt ten minste 8 m behalve wanneer het ervan gescheiden is door wanden met de volgende weerstand tegen brand :

    - 1 uur voor de gebouwen van klasse 1;

    - 2 uren voor de gebouwen van klasse 2.

    Een verbinding tussen deze gebouwen is toegelaten, voor zover zij volgende kenmerken heeft :

    1. niet in een trappenhuis uitmonden;

    2. gesloten zijn door een zelfsluitende deur met een weerstand tegen brand van

      - 1/2 uur voor gebouwen van klasse 1;

      - 1 uur voor gebouwen van klasse 2.

      1.4. Gesloten, overdekte doorgangen.

      Indien de onderscheiden gebouwen van dezelfde inrichting met elkaar verbonden zijn met gesloten, overdekte doorgangen, zijn zij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT