Arrêt Nº307554 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/05/2024
Judgment Date | 30 mai 2024 |
Procedure Type | Plein contentieux |
Judgement Number | 307554 |
Court | IVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
RvV X - Pagina 1
nr. 307 554 van 30 mei 2024
in de zaak RvV X / IV
Inzake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat H. CHATCHATRIAN
Langestraat 46/1
8000 BRUGGE
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaans e nationaliteit te zijn, op 17 augustus 2022 heeft
ingediend tegen de bes lissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de st aatlozen van
2 augustus 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen .
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 maart 2024 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 18 april 202 4.
Gehoord het verslag van kamervoorzitter M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advoc aat E. DARESHOERI loco advocaat H.
CHATCHATRIAN.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nati onaliteit te bezitten en geboren te zijn in 1996.
1.2. De verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 6 juli 2018. Op 10 juli 2018 dient de
verzoekende partij een eerste verzoek om internationale bescherming in. Op 25 juni 2019 neemt de
commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de comm issaris-generaal) een
beslissing tot weigering van de vluchtel ingenstatus en de subsi diaire beschermingsstatus. Tegen voormelde
beslissing dient de verzoek ende partij een beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de
Raad). Bij ’s Raads arrest van 26 juni 2019 met nummer X wordt de verzoekende partij niet erkend als
vluchteling en wordt de subsidiaire bescherm ingsstatus haar geweigerd.
1.3. Op 13 december 2019 dient de verzoekende partij een tweede verzoek om international e bescherming
in. Op 30 maart 2020 neemt de commissaris-generaal een beslissin g t ot n iet-ontvankelijk verzoek. De
verzoekende partij dient geen beroep in tegen d eze beslissing.
RvV X - Pagina 2
1.4. Op 10 januari 2022 dient de verzoekende partij haar derde en huidige verzoek om internationale
bescherming in. Op 2 augustus 2022 neemt de commissaris-generaal een beslissing tot niet-ontvankel ijk
verzoek. Dit is de bestreden beslissing:
“A. Feitenrelaas
Volgens uw verklaringen bent u Afghaans s taatsburger, soennitische moslim en Tadzjiek van etnische
origine. Uw geboortedatum werd na leeftijdsonderzoek gewijzigd naar 01/01/1996. U stelt geboren te zijn in
Khusgumbad, gelegen in het district Behsud, provinc ie Nangarhar. Op de leeftijd van 3 à 4 maanden
verhuisde u naar het huis van uw overleden grootvader langs vaderszijde in de stad Jalalabad, samen met
uw moeder, uw oudere zus en uw twee broers. Toen u ongeveer zeven jaar oud was werd uw oudste broer
bedreigd en gedood wegens zijn werk op de luchthaven van Jalalabad voor buitenlandse troepen. Uw andere
broer [S.] verliet Afghanistan in 2012 en reisde naar België. Hij diende twee verzoeken om internationale
bescherming in bij de Belgische asielinstanties, beide verzoeken werden geweigerd. Op een dag in 2017
kwam uw oom langs vaderszijde, [A. S.], de hand van uw zus vragen voor zijn zoon [Z.]. Uw moeder weigerde
dit omdat zijn zoon [Z.] een crimineel en drugsverslaafde was. In plaats daarvan re gelde ze voor uw zus een
huwelijk met een verre neef. Uw oom was erg boo s door deze afwijzing en probeerde als wraak jullie woning
in Jalalabad op te eisen. Uiteindelijk slaagde uw oom hierin en moesten jullie het huis verlaten. Kort nadien
kreeg u bericht dat uw neef [Z.] vermoord was. Omdat u al eerder had gevochten met uw neef en tegen uw
oom bedreig ingen had geuit, ging uw oom ervan uit dat u de schul dige moest zijn. Uit vrees voor uw oom
besloot u het land te verlaten. Op 12/02/1397 (3 mei 2018) verliet u Afghanistan. Via Iran en Turkije reisde u
naar Europa, om op 6 juli 2018 toe te komen in België. Op 10 juli 201 8 diende u een eerste verzoek tot
internationale bescherming in bij de Dienst Vre emdelingenzaken (DVZ). Na uw vertrek bleef uw oom uw
familie bedreigen, waarbij uw schoonbroer ook gewond ra akte. Op 26 juni 2019 nam het CGVS een
beslissing tot weig ering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire bes chermingsstatus. Het
beroep dat u hiertegen aantekende werd op 9 oktober 2019 verworpen door de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen (RvV) (arrest nr. 227246).
Zonder naar uw land van herkomst te zijn teruggekeerd, diende u op 13 december 2019 een tweede verzoek
om internationale bescherming in bij de DVZ. U baseerde zich daarbij op de eerder aangehaalde problemen
met uw oom [A. S.]. Op 30 maart 2020 nam het CGVS een beslissing tot niet-ontvankel ijkheid. U ging niet in
beroep tegen deze beslissing.
Zonder België te hebben verlaten, diende u op 10 januari 2022 onderhavig verzoek om internationale
bescherming in bij de DVZ. U verklaarde dat uw oom uw nog steeds bedreigt en zoekt. Hij deelt posters uit
om u op te sporen en is ondertus sen op de hoogte dat u in België bent. Uw oom heeft banden met de ta liban.
Uw zus en schoonbroer zijn vertrokken naar Iran omdat ook zij door u w oom bed reigd werden. U legt in het
kader van uw derde verzoek een kopie neer van een opsporingsbericht dat uw oom heeft gemaakt, twee
foto’s van uw oom en twee foto’s van uw vermoorde neef.
B. Motivering
Wat betreft de beoordeling in toepass ing van artikel 48/9 van de Vreemdelingenwet, moet vooreerst worden
opgemerkt dat het Commissariaat-generaal naar aanleiding van uw derde verzoek om internationale
bescherming géén bijzondere procedurele noden in uw hoofde heeft kunnen vaststellen die het nemen van
bepaalde specifieke steunmaatregelen re chtvaardigen.
Op grond van het geheel van de gegevens die actueel in uw administratief dossier voorhanden zijn, kan
worden vast gesteld dat er zich géén bijkomende elementen aandienen noch door u worden aangereikt die
hier een ander licht op werpen.
Bijgevolg blijft de vorige beoordeling onverkort gelden e n kan er in het kader van onderhavige procedure
redelijkerwijze worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden en dat u in de gegeven
omstandigheden kunt voldoen aan uw verpl ichtingen.
Na o nderzoek va n alle stukken aanwezig in uw administratief dossier, dient vastg esteld te worden dat uw
verzoek niet-ontvankelijk moet verklaard worden.
In overeenstemming met artike l 57/6/2, § 1, eerste lid van de Vreemdelingenwet, onderzoekt de
commissarisgeneraal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in geval van een volgend verzoek bij v oorrang
of er nieuwe elementen of feiten aan de orde zijn, of door de verzoeker zijn voorgelegd, die de kans
aanzienlijk g roter maken d at de verzoeker voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor
subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt. Bij gebrek aan dergelijke elementen,
verklaart de commissaris-generaal het verzoek niet-ontv ankelijk.
Er dient vooreers t benadrukt te worden dat uw eerste v erzoek door het CGVS werd afgeslote n met een
beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van d e subsidiai re bescherming sstatus
omdat de geloofwaardigheid van uw asielrelaas op fundamentele wijze ondermijnd werd en de door u
aangehaalde feiten of redenen niet als bewezen werden bes chouwd. Er werd namelijk op gewezen dat u op
meerdere vlakken inconsisten te verklaringen aflegde. Voorts riep uw relaas ook ernstige vragen op in termen
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI