Arrêt Nº307473 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 29/05/2024
Judgment Date | 29 mai 2024 |
Procedure Type | Plein contentieux |
Judgement Number | 307473 |
Court | IVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
RvV X Pagina 1
nr. 307 473 van 29 mei 2024
in de zaak RvV X / IV
Inzake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat A. BOTTELIER
Kortrijkstraat 35
8501 KORTRIJK-HEULE.
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaans e nationaliteit te zijn, op 26 augustus 2022 heeft
ingediend tegen de bes lissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de st aatlozen van
12 augustus 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen .
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 maart 2024 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 18 april 202 4.
Gehoord het verslag van kamervoorzitter M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat E. DARESHOERI, die loco ad vocaat A. BOTTELIER verschijnt voo r
de verzoekende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nati onaliteit te bezitten en geboren te zijn in X.
1.2. De verzoekende partij verk laart het Rijk te zijn binnengekom en op 2 februari 2017. Op 6 februari 2017
dient de verzoekende partij een eerste verzoek om internati onale bescherming in. Op 23 maart 2018 neemt
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de commissaris-generaal) een
beslissing tot weigering van de vluchtel ingenstatus en de subsi diaire beschermingsstatus. Tegen voormelde
beslissing dient de verzoek ende partij een beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de
Raad). Bij ’s Raads arrest van 7 september 2018 met nummer X wordt de verzoekende partij niet erkend al s
vluchteling en wordt de subsidiaire bescherm ingsstatus haar geweigerd.
1.3. Op 8 november 2 018 dient de verzoekende partij een tweede verzoek om internationale besc herming in.
Op 22 maart 2019 neemt de commissaris-generaal een besl issing tot niet-ontvankelijk verzoek. De
verzoekende partij dient een beroep in tegen deze beslissing. De Raad verwerpt haar beroep tegen deze
niet-ontvankelijkheidsbeslissing i n zijn arrest van 19 september 2019 met nummer 226 325.
RvV X Pagina 2
1.4. Op 31 januari 2022 dient d e verzoekende partij een derd e en huidig verzoek om internationale
bescherming in. Op 12 augustus 2022 neemt de commissaris-ge neraal een beslissing tot niet-ontvankelijk
verzoek. Dit is de bestreden beslissing:
“A. Feitenrelaas
Op 6 februari 2017 deed u een eerste verzoek om internatio nale bescherming in België.
Volgens uw verklaringen was u een Afghaans staatsburger van Pashtounse etnie. U was geboren in het dorp
Akhunzadagan (district Qarghayi, provincie Laghman), en woonde er uw hele leven tot aan uw vertrek uit
Afghanistan.
De laatste twee jaar voor uw vertrek volgde u les in de madrassa. Op een dag vroeg de mullah van de
madrassa u om op de fiets e en pakket te vervoeren naar één van zijn vrienden in het nabijgelegen dorp
Gundai. U stemde hiermee in. Onderweg begon het pakket vervaarlijk te wiebelen. U stopte om het opnieuw
vast te maken. Ondanks de instructie van de mullah niet in het pakket t e kijken, kon u uw nieuwsgierigheid
niet bedwingen. U zag dat er een bom en vesten voor zelfmoordaanslagen in het pakket zaten. Daarna gaf u
het pakket aan de vriend van de mullah. Hij had echter gezien dat u in het pakket keek. Toen u daarna de
fiets terugbracht naar de mullah zei u dat u nooit meer zulke opdrachten voor hem wilde uitvoeren. U vertelde
dat u gezien had wat er in het pakket zat. De mullah werd boos, en droeg u op deze informatie geheim te
houden. Drie of vier dagen later werd de mullah gearresteerd. Nog een week later stuurden de Taliban een
dreigbrief waarin u van verraad beschuldigd werd. Toen uw vader deze brief zag, moest u hem wel vertellen
wat er was voorgevallen. Diezelfde dag nog stuurde uw vader u naar uw tante a an moederskant in het dorp
Charbagh. Daar verbleef u nog een week voordat u uit Afghanista n vertrok. Na ee n reis van v ijfeneenhalve
maand, kwam u op 2 februari 2017 in België aan. Bij terugkeer naar Afghanistan vreesde u vermoord te
worden door de Taliban.
Ter onderste uning van uw verzoek legde u volgende documenten neer: uw taskara, afgegeven op 10 saur
1394 (30 april 2015), een dreigbrief van de Taliban, afgegeven op (slecht leesbaar)12 of 13 asad 1395 (2 of 3
augustus 2016), een brief van de dorpsouderen waarin ze beloven u ove r t e dragen aan de Taliban,
afgegeven op 29 asad 1395 (19 augustus 2016), en twee enveloppes.
Op 23 maart 2018 n am de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen een beslissing tot
weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Er kon geen
geloof worden gehecht aan uw recente herkomst uit het d istrict Qarghayi in de provincie Laghman. Daardoor
kon evenmin geloof worden gehecht aan de door u aangehaalde feiten di e zich daar volgens u in die periode
zouden hebb en voorgedaan. Gezien u de commissaris-generaal bewust in het ongewisse liet over waar u
voor uw aankomst in België in Afghanistan of el ders leefde, onder welke omstandigheden u daar verbleef en
om welke redenen u uw werkelijke streek van herkomst verliet, maakte u niet aannemelijk dat u bij een
terugkeer naar Afghanistan een gegronde vrees vo or vervolging of een reëel risic o op ernstige schade zou
lopen.
U ging in beroep tegen de bes lissing van de commissaris-generaal. Bij arrest nr. 209007 van 7 september
2018 besloot de Raad voo r Vreemdelingenbetwistingen (RvV) echter eveneens u de vluchtelingenstatus en
de subsidiaire beschermingsstatus te weigeren. Daarbij bevestigde de RvV in haar arrest de deugdelijkheid
van de door de commissaris-generaal gebruikte argumenten. U ging niet in hoger beroep maar verliet
evenmin België.
Op 8 november 2018 diende u een tweede verzoek om internationale bescherming in. U stelde dat de
problemen die u in uw eerste verzoek aanhaalde nog steeds actueel waren. De mullah met wie u problemen
had zou ondertussen zijn vrijgelaten en kwam regelmatig samen met de Taliban uw familie lastigvallen. Zij
eisten uw uitlevering en stelden dat zij, als u w familie u niet uitleverde maar zij u toch zouden vinden, niet
enkel u maar ook uw familie zouden doden. Daarom kon u niet te rugkeren naar Afghanistan.
Ter ondersteuning van uw tweede verzoek leg de u bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de volgende
nieuwe stukken neer: ee n schoolrapport en een kopie van een bevestiging van uw problemen do or het
districtshuis. Daarnaas t ontving de commissaris-generaal op 12 maart 2019 een schrijven van uw advocaat,
vergezeld van drie briefomslagen (waarvan twee met een binnenomslag), een desk undigenverslag van
Amnesty International (Amnesty International) van 2 februari 2018 en een ”public statement” van Amnesty
International van 8 oktober 2018.
Op 22 maart 2019 besliste het CGVS dat uw verzoek niet ontvankelijk was bij gebrek aan nieuwe elementen
of feiten die de kans aanzienlijk groter maakten dat u voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3
of voor sub sidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking kwam. De door u ingeroepen feiten
lagen immers voll edig in het verlengde van uw eerste verzoek dat werd afgewezen wegens een
fundamenteel gebrek aan geloofwaardigheid van uw recente herkomst en vervolgingsfeiten. De door u
neergelegde stukken plaatsten de eerd ere beoordeling niet in aan ander daglicht.
U ging in beroep tegen de beslissing van het CGVS. Na kennisname van de beschikking van de RvV van 18
juni 2019, waarin werd geoordeeld dat uw beroep door middel van een louter schriftelijke procedu re kon
worden verworpen, vroeg u om gehoord te worden. Ter terechtzitting voerde u bijkomend aan da t de Taliban
uw vader had vermoord. Bij arrest nr. 226 325 van 19 september 2019 oordeelde de RvV dat uw beroep werd
verworpen gezien geen afbreuk werd gedaan aan de in de beschikking van 13 juni 2019 aangevoerde grond
(en de in de bestreden beslissing gedane vaststellin gen). Met betrekking tot de inge roepen moord op uw
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI