Arrêt Nº294939 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 03/10/2023

Judgment Date03 octobre 2023
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number294939
RvV X - Pagina 1
nr. 294 939 van 3 oktober 2023
in de zaak RvV X / XI
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat P. ROBERT
Sint-Quentinstraat 3 / 3
1000 BRUSSEL
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN, XIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Iraanse nationaliteit te zijn, op 29 november 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
3 november 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 6 januari 2023, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 20 februari 2023.
Gezien het arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen met X van 20 februari 2023, waarbij de
zaak wordt verwezen naar de algemene rol.
Gelet op de beschikking van 2 mei 2023, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 24 mei 2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken V. SERBRUYNS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat P. ROBERT en van attaché K.
ALLYNS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker, van Iraanse nationaliteit, verblijft volgens zijn verklaringen sedert september 2013 in
België. Op 27 november 2019 dient hij een verzoek om internationale bescherming in. Hij wordt gehoord
bij het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het commissariaat-
generaal) op 14 juli 2020.
RvV X - Pagina 2
1.2. Op 20 oktober 2020 beslist de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna:
de commissaris-generaal) ten aanzien van verzoeker tot weigering van de vluchtelingenstatus en tot
weigering van de subsidiaire beschermingsstatus.
Het door verzoeker tegen deze dubbele weigeringsbeslissing ingesteld beroep wordt door de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) verworpen bij arrest nr. X van 6 april 2021.
Verzoeker dient geen cassatieberoep in tegen deze beslissing. Hij tekent wel beroep aan bij het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM). Verzoeker en de Belgische Staat sluiten op 2
maart 2022 een minnelijke schikking af, waarbij werd voorgesteld dat verzoeker een nieuw verzoek om
internationale bescherming indient dat andermaal door het commissariaat-generaal aan een grondig
onderzoek zal onderworpen worden (administratief dossier, map documenten, stuk 4).
1.3. Op 26 april 2022 dient verzoeker een nieuw verzoek om internationale bescherming in. Na opnieuw
te zijn gehoord bij het commissariaat-generaal op 10 augustus 2022, beslist de commissaris-generaal op
3 november 2022 (opnieuw) tot weigering van de vluchtelingenstatus en tot weigering van de subsidiaire
beschermingsstatus. Dit is de thans bestreden beslissing, die dezelfde dag aangetekend naar verzoeker
wordt verzonden.
1.4. Verzoeker stelt tegen de thans bestreden beslissing beroep in bij de Raad op 29 november 2022.
Nadat verzoeker bij monde van zijn advocaat op de terechtzitting van 20 februari 2023 voor aanvang van
de pleidooien de wraking van de rechter verzocht, legt hij op diezelfde dag een verzoekschrift tot
heropening van de debatten en een verzoekschrift tot wraking neer.
Bij arrest nr. X van 20 februari 2023 wordt de zaak, gelet op de bijzonderheden van het dossier, naar de
algemene rol verwezen.
De zaak wordt tijdens de terechtzitting van 24 mei 2023 met drie rechters behandeld.
1.5. De bestreden beslissing luidt als volgt:
“(…)
A. Feitenrelaas
Volgens uw verklaringen bent u een etnische Fars, afkomstig uit de stad Teheran en bent u Iraans
staatsburger. U bent ongehuwd en werkte als verkoper in een kledingzaak. Af en toe werkte u ook als
kok. U heeft een broer in België.
Tien jaar geleden leerde u het katholicisme kennen via uw buurvrouw A.. Van kinds af aan ging u vaak
naar het huis van A. om samen te spelen. U merkte op hoe A.s ouders haar behandelden, met veel liefde
en vriendelijkheid voor elkaar. De ouders leerden A. vergeven en dit trok u aan. U legde een link tussen
de vriendelijkheid van A. haar familie en hun geloof. Toen u 24 jaar was, werd u verliefd op A. en jullie
kregen een relatie. Jullie brachten veel tijd samen door en u werd nieuwsgierig en wou meer weten over
het christendom. Ze gaf u een Bijbel en u zocht informatie op het internet over het christendom. A. stelde
u voor aan G., een vriend van de familie. G. onderwees mensen die meer over Jezus wouden weten. In
het midden van de zesde maand van het jaar 1391 (Iraanse kalender, stemt overeen met september 2012
volgens de westerse kalender) ging u voor de eerste keer naar zo’n bijeenkomst. Tijdens de eerste maand
van 1392 (maart-april 2013) werd jullie ontmoetingsplaats onthuld door de autoriteiten. Plotseling hoorden
jullie veel lawaai, waarna George het deur naar het dak opende en jullie konden wegvluchten via de daken.
U ging naar een vriend S.G. in Varamin. Daar bleef u ondergedoken voor zes maanden. De broer van S.,
H., die werkt bij de luchthavenpolitie, hielp u aan een Belgisch visum en zo verliet u Iran in de maand
shahrivar van 1392 (augustus-september 2013) met het vliegtuig. U werd tegengehouden in Duitsland
waar u uw vingerafdrukken moest afgeven en waar uw paspoort van u werd afgenomen. In september
2013 kwam u aan in België. U logeerde even bij uw broer en later leefde u ook een tijdje op straat. U wou
initieel geen verzoek om internationale bescherming indienen aangezien u graag uw problemen in Iran
wou oplossen. Uiteindelijk diende u toch een verzoek om internationale bescherming in België in op 27
november 2019. Bij terugkeer naar Iran vreesde u te zullen worden geëxecuteerd vanwege uw bekering
tot het christendom.
RvV X - Pagina 3
Ter staving van uw eerste verzoek om internationale bescherming legde u volgende documenten neer:
uw mellikaart (nationale kaart), uw shenasnameh (geboorteboekje), een attest van de kerk met een kopie
van de identiteitskaart van de priester, een voorschrift voor medicatie, een kopie van de identiteitskaart
van uw broer en een attest van een fysiotherapeute.
Op 21 oktober 2020 ging het CGVS over tot een weigering van de vluchtelingenstatus en een weigering
van de subsidiaire beschermingsstatus. Hiertegen ging u op 19 november 2020 in beroep bij de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). In het kader van uw beroepsprocedure bij de RvV legde u de
volgende documenten neer: een rapport van de UNHCR getiteld ‘Guidelines Religion-based refugee
claims’; een attest van Diaken J.B. waarin deze getuigt over uw bekering; een rapport van de Deense
immigratiediensten met als titel ‘Update on the Situation for Christian Converts in Iran, Report from the
Danish Immigration Service's fact-finding mission to Istanbul and Ankara, Turkey and London, United
Kingdom, Juni 2014’; een rapport van de Canadese immigratiediensten met als titel: ‘ Iran: information sur
les enseignements, les interprétations et les connaissances liés au christianisme chez les chrétiens
convertis, Immigration and Refugee Board of Canada, 18 maart 2014’, een e-mail gedateerd van 13
februari 2021 die u ter voorbereiding van uw doop aan Mgr. J.K. schreef, een Wikipedia pagina over Mgr.
K., een foto van uzelf met Mgr. K. naar aanleiding van een ontmoeting in het kader van de toelichting van
uw motivatie om gedoopt te worden en een email met bijlage met de kalender waaruit de ingeplande
datum van uw doopsel bleek. In zijn arrest van 6 april 2021 bevestigde de Raad de weigeringsbeslissing
genomen door het CGVS. U tekende geen cassatieberoep in bij de Raad van State. U tekende wel beroep
aan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waarin u betoogt dat er sprake is van
een schending van de artikelen 3 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
en dit omdat de RvV ondanks de aanwezigheid van deze nieuwe elementen waaruit de opr echtheid van
uw bekering zou kunnen blijken, hierover geen enkele vraag aan u stelde en deze elementen ook niet
meenam in zijn beoordeling. Tijdens uw procedure bij het EHRM legde u een attest neer waaruit blijkt dat
u op 3 april 2021 gedoopt werd alsook een attest van hulpbisschop K. waarin hij stelde dat het hem sterk
zou verbazen dat uw bekering niet oprecht zou zijn, en nog moeilijker om te besluiten dat uw bekering
manifest opportunistisch zou zijn.
Het EHRM heeft zich niet ten gronde uitgesproken, daar u en de Belgische staat in maart 2022 een
minnelijke schikking hebben afgesloten. Deze minnelijke schikking houdt in dat u ermee instemde af te
zien van elke verdere vordering tegen de Belgische staat met betrekking tot de feiten die aan uw verzoek
bij het EHRM ten grondslag lagen, en dat de Belgische regering zich ertoe verbond te garanderen dat het
Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) een eventueel nieuw
asielverzoek van u opnieuw in behandeling zou nemen door middel van een grondig onderzoek van al het
door u voorgelegde bewijsmateriaal, teneinde het klaarblijkelijk ontbreken van een doeltreffend
rechtsmiddel om een schending van artikel 3 van het EVRM aan te klagen in geval van uw verwijdering
naar Iran te verhelpen. Het EHRM besliste vervolgens in april 2022 om de zaak van de rol te schrappen.
Aldus heeft de Belgische staat in de procedure voor het EHRM een minnelijke schikking getroffen waarbij
werd voorgesteld dat u een nieuw verzoek om internationale bescherming indient, dat andermaal door het
CGVS aan een grondig onderzoek zou onderworpen worden.
Op 26 april 2022 diende u uw tweede en huidige verzoek om internationale bescherming in, waarbij u
dezelfde elementen inroept als bij uw initiële asielaanvraag. U stelt te zijn bekeerd tot het christendom en
u haalt aan dat u sinds uw eerste verzoek meer contact en meer interactie hebt met mensen in de kerk.
U heeft binnen de kerk ook een vertrouwenspersoon en peter, E.d.L., die altijd naast u staat, die u in
contact bracht met veel mensen en die u geholpen heeft om een vriendenkring te bouwen. U had ter
voorbereiding van uw doopsel in januari of februari 2021 een ontmoeting met monseigneur J.K.,
hulpbisschop in het bisdom van Mechelen-Brussel. U werd op 3 april 2021 gedoopt. Na uw doopsel had
u nogmaals een ontmoeting met monseigneur K. Verder heeft u ook twee kennissen van u overtuigd om
te bekeren tot het christendom, H.K.R. en V.R. Bij terugkeer naar Iran vreest u dat de Iraanse autoriteiten
u omwille van uw bekering naar het christendom zullen arresteren en u in de gevangenis zullen opsluiten.
Ter staving van uw tweede verzoek om internationale bescherming legde u een steunbrief van uw
vertrouwenspersoon E.d.L. neer (d.d. 3 augustus 2022), alsook een doopattest (d.d. 3 april 2021) en een
steunbrief van hulpbisschop J.K. (d.d. 6 september 2022).
Op 25 augustus 2022 contacteerde het CGVS via e-mail uw raadsman om te informeren naar het
antwoord van Monseigneur K. op de e-mail die u hem op 13 februari 2021 had gestuurd. Op 7 september
2022 maakte uw advocaat een e-mail over aan het Commissariaat-generaal waarin hij stelde dat
Monseigneur K. nooit op uw e-mail van 13 februari 2021 had geantwoord. In bijlage bij deze e-mail voegde
uw advocaat een steunbrief van Monseigneur K. toe (cf. supra) en benadrukte uw advocaat dat de

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT