Arrêt Nº286678 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 27/03/2023

Judgment Date27 mars 2023
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number286678
CourtConseil du Contentieux des Etrangers (France)
RvV X - Pagina 1 van 25
nr. 286 678 van 27 maart 2023
in de zaak RvV X / XI
Inzake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat L. CEUNEN
Gaarveldstraat 111
3500 HASSELT
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE XIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 6 april 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
24 maart 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 8 februari 2023 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 27 februari 2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken H. CALIKOGLU.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat R. JESSEN loco advocaat
L. CEUNEN en van attaché K. ALLYNS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker diende op 6 november 2015 een eerste verzoek om internationale bescherming in. Hij
werd op het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS)
gehoord op 20 juli 2017 en op 30 oktober 2017.
1.2. Op 16 november 2017 nam de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
(hierna: de commissaris -generaal) een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en tot
weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Hiertegen werd een beroep ingediend bij de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) die op 7 februari 2019 bij arrest nr. X tevens
verzoeker de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus weigerde.
1.3. Op 6 mei 2019 diende verzoeker een tweede verzoek om internationale bescherming in.
RvV X - Pagina 2 van 25
1.4. De commissaris-generaal verklaarde dit eerste volgend verzoek om internationale bescherming op
12 november 2019 niet-ontvankelijk.
1.5. Op 13 december 2019 diende verzoeker een derde verzoek om internationale bescherming in.
1.6. De commissaris-generaal verklaarde dit tweede volgend verzoek om internationale bescherming op
1 april 2020 niet-ontvankelijk. Het beroep ingediend tegen deze beslissing werd verworpen door de
Raad bij arrest nr. X op 21 januari 2021.
1.7. Op 18 mei 2021 diende verzoeker een vierde verzoek om internationale bescherming in.
1.8. De commissaris-generaal verklaarde dit derde volgend verzoek om internationale bescherming op 8
juli 2021 niet-ontvankelijk.
1.9. Op 18 augustus 2021 dient verzoeker een vijfde verzoek om internationale bescherming in.
1.10. Op 24 maart 2022 verklaart de commissaris-generaal dit vierde volgend verzoek om internationale
bescherming niet-ontvankelijk.
Dit is de bestreden beslissing die luidt als volgt:
“A. Feitenrelaas
In het kader van uw eerste verzoek om internationale bescherming verklaarde u de Afghaanse
nationaliteit te bezitten en geboren en getogen te zijn in het dorp Waghjan gelegen in het district
Mohammad Agha van de provincie Logar. In de winter van 2012 volgde u een opleiding bij het
beroepsopleidingscentrum Contrack en vervolgens ging u via Contrack aan de slag als airco-
installateur. Vanaf januari 2013 installeerde u airco’s bij de aanwervingsdienst van het Afghaanse leger
en vanaf 2014 tot uw vertrek vervulde u dezelfde taak voor het Amerikaans kantoor (…) in Kabul.
Tijdens een vakantie werd u thuis opgewacht door de taliban. Ze ontvoerden u gedurende drie dagen. U
werd in elkaar geslagen omdat u voor de Amerikanen werkte. Opdat u vrij zou gelaten worden, gaf u
uiteindelijk informatie over uw werkplaats prijs. U werd vrijgelaten met de opdracht om gewoon naar uw
werk te gaan. Binnen een week zouden ze u contacteren om nadien explosieven of een talibanlid in uw
werkplaats binnen te smokkelen. U ging naar huis en u verliet Afghanistan de volgende ochtend, eind
juni 2015. Op 6 november 2015 diende u in België een verzoek om internationale bescherming in. In het
kader van uw eerste verzoek om internationale bescherming nam het Commissariaat-Generaal voor de
Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) op 16 november 2017 een beslissing tot weigering van de
vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Er werd vastgesteld dat er
geen geloof gehecht kon worden aan de door u opge worpen asielmotieven en u in het licht van de
toenmalige beoordeling van Logar als zijnde als een gebied waar men louter door zijn aanwezigheid
aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, §2, c) van de
Vreemdelingenwet over een redelijk intern vestigingsalternatief beschikte in Kabul. Op 18 december
2017 ging u in beroep tegen deze beslissing bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). In een
arrest van 7 april 2019 bevestigde de RvV de beslissing van het CGVS. De RvV oordeelde dat, gelet op
het feit dat u van de winter 2012 tot kort voor de zomer van 2015 in Kabul woonde en werkte en slechts
sporadisch naar uw geboortedorp in Logar terugkeerde, u dermate verankerd was met de stad Kabul de
laatste jaren voor uw komst naar België dat Kabul de facto als uw herkomstregio in Afghanistan en niet
als intern vestigingsalternatief in aanmerking genomen diende te worden.
Op 6 mei 2019 diende u een tweede verzoek om internationale bescherming in. Op 12 november 2019
verklaarde het CGVS uw tweede verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk omdat er
geen nieuwe elementen of feiten aan de orde waren of door u voorgelegd werden die de kans
aanzienlijk groter maakten dat u voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor
subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking kwam. U tekende geen beroep aan
tegen deze beslissing.
Op 13 december 2019 diende u zonder België verlaten te hebben een derde verzoek om internationale
bescherming in. Op 3 april 2020 verklaarde het CGVS uw derde verzoek om internationale bescherming
niet-ontvankelijk omdat er geen nieuwe elementen of feiten aan de orde waren of door u voorgelegd
werden die de kans aanzienlijk groter maakten dat u voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel
48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking kwam. In een arrest van
21 januari 2021 bevestigde de RvV deze beslissing van het CGVS.
Op 18 mei 2021 diende u zonder België verlaten te hebben een vierde verzoek om internationale
bescherming in. In het kader van uw vierde verzoek verklaarde u dat uw problemen echt gebeurd waren

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT