Arrêt Nº286674 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 27/03/2023

Judgment Date27 mars 2023
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number286674
CourtConseil du Contentieux des Etrangers (France)
RvV X - Pagina 1 van 30
nr. 286 674 van 27 maart 2023
in de zaak RvV X / XI
Inzake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat O. TODTS
Henri Jasparlaan 128
1060 BRUSSEL
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE XIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 14 april 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
10 maart 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 31 januari 2023 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 13 maart 2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken H. CALIKOGLU.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat O. TODTS en van attaché
H. NUYTS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker dient op 17 augustus 2020 een verzoek om internationale bescherming in. Hij werd op
het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS) gehoord op 29
juni 2021.
1.2. Op 4 augustus 2021 nam de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna:
de commissaris-generaal) een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en tot weigering van
de subsidiaire beschermingsstatus. Deze beslissing werd op 29 oktober 2021 ingetrokken door de
commissaris-generaal.
1.3. Op 10 maart 2022 nam de commissaris-generaal een nieuwe beslissing tot weigering van de
vluchtelingenstatus en tot weigering van de subsidiaire beschermingsstatus.
RvV X - Pagina 2 van 30
Dit is de bestreden beslissing die luidt als volgt:
A. Feitenrelaas
U verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en van Pashtoense origine te zijn. U werd geboren in
Suruj, Kuzkunar, Nangarhar, Afghanistan en genoot geen opleiding, bijgevolg bent u analfabeet. U
bestierde samen met uw broer S. J. een elektronicawinkel gedurende de twee jaar voor uw vertrek in
2019.
Toen de Taliban er achter kwam dat uw broer en u in uw winkel muziek zetten op de gsm’s van jullie
klanten, bedreigden ze jullie in een dreigbrief, u moest stoppen met uw werk en u bij de Taliban
aansluiten. Een week na deze brief ontvoerden ze uw broer, nog een week later bedreigden ze u
persoonlijk nogmaals schriftelijk, waarop u besloot te vluchten. Twee of drie maanden na uw aankomst
in België hoorde u dat uw broer kon ontsnappen, waarna hij naar huis ging en weer opgepakt werd door
de Taliban.
U verliet Afghanistan uit vrees voor de Taliban.
U vertrok uit Afghanistan via Pakistan, en trok dan door Iran, Turkije, Griekenland, Servië, Italië en
Frankrijk naar België, waar u op 17 augustus 2020 een verzoek om internationale bescherming
indiende. Onderweg verbleef u vier maanden in Turkije, twee à drie maanden in Griekenland en negen à
tien maanden in Servië.
U legt de taskara’s van uzelf en van uw vader voor, de vergunning voor uw winkel en een verklaring van
uw medewinkeliers over uw problemen.
Het CGVS betekende u op 6 augustus 2021 een weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van
de subsidiaire beschermingsstatus, waartegen u op 7 september 2021 beroep aantekende. Op 29
oktober 2021 ging het CGVS over tot intrekking van deze beslissing, mede door de gewijzigde situatie in
uw land van herkomst.
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst
worden vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere
procedurele noden kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw
hoofde heeft kunnen vaststellen.
Bijgevolg werden er u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien er in het kader van
onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden
en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Er dient te worden opgemerkt dat u doorheen uw verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat u een
persoonlijke vrees voor vervolging zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie heeft of een reëel risico
op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming loopt.
Het CGVS benadrukt vooreerst dat de bewijslast inzake de gegrondheid van een verzoek om
internationale bescherming in beginsel op de verzoeker zelf rust. Dit basisprincipe is wettelijk verankerd
in artikel 48/6, eerste lid Vw. en wordt uitdrukkelijk erkend door het UNHCR (zie: UNHCR, Guide des
procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié, Genève, december 2011, § 196),
het Hof van Justitie (HvJ, C-465/07, Elgafaji t.
Staatssecretaris van Justitie, 2009 en HvJ, C-277/11, M.M. t. Ierland, 2012) en het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM, Saadi t. Italië, nr. 37201/06, 28 februari 2008, § 129 en EHRM, NA t.
Verenigd Koninkrijk, nr. 25904/07, 17 juli 2008, § 111). Het is derhalve in de eerste plaats uw
verantwoordelijkheid en plicht om de gegevens te verstrekken die nodig zijn voor een correcte
beoordeling van de feiten en omstandigheden waarop u zich beroept. Dit neemt niet weg dat de
Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen voor de bepaling van de relevante
elementen van dat verzoek met de verzoeker dient samen te werken.
Deze samenwerkingsplicht in hoofde van het CGVS bestaat er in de eerste plaats in dat het CGVS
nauwkeurige en actuele informatie verzamelt over de algemene omstandigheden in het land van
herkomst (HvJ, C-277/11, M.M. t. Ierland, 2012, §§ 65-68; EHRM, J.K. e.a. t. Zweden, nr. 59166/12, 23
augustus 2016, § 98). Dit vloeit logischerwijze voort uit het feit dat het doel van de procedure voor de
toekenning van internationale bescherming er in bestaat na te gaan of een verzoeker al dan niet nood
heeft aan internationale bescherming, en bij de beoordeling van deze beschermingsnood niet alleen
rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, maar ook met
algemene omstandigheden in het land van oorsprong op het tijdstip waarop een beslissing wordt
genomen (artikel 48/6, § 5 Vw.).
Wat de persoonlijke omstandigheden betreft, spreekt het voor zich en wijst ook het EHRM er op dat een
verzoeker in wezen de enige partij is die in staat is om informatie over zijn persoonlijke omstandigheden
te verschaffen. Bijgevolg rust de bewijslast, voor wat de individuele omstandigheden betreft, in beginsel
op de schouders van de verzoeker, die zo spoedig mogelijk alle elementen ter staving van zijn verzoek

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT