Arrêt Nº283227 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 16/01/2023

Judgment Date16 janvier 2023
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number283227
CourtIVde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 283 227 van 16 januari 2023
in de zaak RvV X / IV
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaten D. ANDRIEN en J. BRAUN
Mont Saint Martin 22
4000 LIÈGE
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE VOORZITTER VAN DE IVde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 7 september 2022
heeft ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de
staatlozen van 8 augustus 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 21 oktober 2022 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
30 november 2022.
Gehoord het verslag van kamervoorzitter M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat J. PAQUOT loco advocaten D.
ANDRIEN en J. BRAUN en van attaché M. TYTGAT, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en geboren te zijn in 2003.
De verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 23 mei 2019. Op 27 mei 2019 dient
de verzoekende partij een verzoek om internationale bescherming in.
Op 20 oktober 2020 en 21 december 2020 wordt de verzoekende partij gehoord op het Commissariaat-
generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS).
Op 8 augustus 2022 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de
commissaris-generaal) een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de
subsidiaire beschermingsstatus. Dit is de bestreden beslissing, die luidt als volgt:
RvV X - Pagina 2
A. Feitenrelaas
U, S.S., bent een Afghaanse burger van Tadzjiekse origine en een soennitische moslim van
geloofsovertuiging. U bent afkomstig van Charbagh (district Surkhrod, provincie Nangarhar). U ging tot
de zesde graad naar school.
Uw vader was spion voor de Afghaanse overheid. Tot aan zijn dood, een 20 of 25 dagen voor u
Afghanistan verliet, dacht u echter dat hij actief was als kok in het districtshuis van Surkhrod. Enkel uw
moeder, uw oudste broer S. en uw maternale oom N. waren op de hoogte van zijn werkelijke
activiteiten. De taliban moeten hoogte hebben gekregen van zijn werkzaamheden als spion want hij
werd door hen doodgeschoten nabij Khanay Kalai. Korte tijd na zijn overlijden ontving uw familie een
dreigbrief van de taliban waarin geschreven stond dat ze ook de rest van de familie niet zouden sparen.
Uw oudste broer S. bracht de brief naar de politie die beloofde dat ze de nodige stappen zou
ondernemen. Desalniettemin werd twee dagen later ook S. van het leven beroofd door de taliban. De
rest van de familie (u, uw moeder, twee jongere broers en twee jongere zussen) zochten hulp bij jullie
maternale oom. Hij besloot dat jullie Afghanistan moesten verlaten en regelde jullie vertrek. U reisde in
ongeveer 10 maanden via Iran, Turkije, Griekenland, Bulgarije, Servië, enkele voor u onbekende
landen, en Duitsland naar België. Aan de grens tussen Iran en Turkije verloor u alle contact met de rest
van uw familieleden nadat er een nachtelijke schietpartij plaatsvond. U heeft geen idee of ze nog leven
en waar ze dan zouden zijn. Op 23 mei 2019 betrad u het Belgische grondgebied en vier dagen later, op
27 mei, ging u zich aanmelden bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) en diende u een aanvraag tot
internationale bescherming in. U verklaarde hierbij minderjarig te zijn.
Bij terugkeer naar Afghanistan vreest u gedood te worden door de taliban omwille van de
spionageactiviteiten van uw vader.
Ter staving van uw verklaringen legde u volgende documenten neer: uw Afghaanse identiteitskaart
(taskara) en een geboortecertificaat. Uw advocaat voegde nog een document toe gedateerd op
1/09/2020 inzake een vraag om juridische ondersteuning in het beroep tegen uw leeftijdsbepaling.
Op 15 maart 2021 nam het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een
weigeringsbeslissing omdat u niet aannemelijk maakte afkomstig te zijn uit de regio Surkhrod, waar uw
problemen met de taliban zich zogenaamd afspeelden. U diende beroep in tegen deze beslissing en op
20 augustus 2021, na de machtsovername door de taliban, heeft het CGVS haar beslissing ingetrokken.
De RvV verwierp vervolgens uw beroep op 2 september 2021.
Op 24 augustus 2021 bezorgde uw advocaat de RvV nog bijkomende informatie omtrent de slechte
veiligheidssituatie in Afghanistan als gevolgd van de machtsovername door de taliban.
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst
worden vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere
procedurele noden kunnen blijken, en dat het CGVS evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft
kunnen vaststellen.
Bijgevolg werden aan u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien in het kader van
onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden
en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Er dient te worden opgemerkt dat u doorheen uw verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat u een
persoonlijke vrees voor vervolging zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie heeft of een reëel risico
op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming loopt.
Het CGVS benadrukt vooreerst dat de bewijslast inzake de gegrondheid van een verzoek om
internationale bescherming in beginsel op de verzoeker zelf rust. Dit basisprincipe is wettelijk verankerd
in artikel 48/6, eerste lid Vw. en wordt uitdrukkelijk erkend door het UNHCR (zie: UNHCR, Guide des
procédures et critères à appliquer pour déte rminer le statut de réfugié, Genève, december 2011, § 196),
het Hof van Justitie (HvJ, C-465/07, Elgafaji t. Staatssecretaris van Justitie, 2009 en HvJ, C-277/11,
M.M. t. Ierland, 2012) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, Saadi t. Italië, nr.
37201/06, 28 februari 2008, § 129 en EHRM, NA t. Verenigd Koninkrijk, nr. 25904/07, 17 juli 2008, §
111). Het is derhalve in de eerste plaats uw verantwoordelijkheid en plicht om de gegevens te
verstrekken die nodig zijn voor een correcte beoordeling van de feiten en omstandigheden waarop u
zich beroept. Dit neemt niet weg dat de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
voor de bepaling van de relevante elementen van dat verzoek met de verzoeker dient samen te werken.
Deze samenwerkingsplicht in hoofde van het CGVS bestaat er in de eerste plaats in dat het CGVS
nauwkeurige en actuele informatie verzamelt over de algemene omstandigheden in het land van
herkomst (HvJ, C-277/11, M.M. t. Ierland, 2012, §§ 65-68; EHRM, J.K. e.a. t. Zweden, nr. 59166/12, 23
augustus 2016, § 98). Dit vloeit logischerwijze voort uit het feit dat het doel van de procedure voor de
toekenning van internationale bescherming er in bestaat na te gaan of een verzoeker al dan niet nood
heeft aan internationale bescherming, en bij de beoordeling van deze beschermingsnood niet alleen
RvV X - Pagina 3
rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, maar ook met
algemene omstandigheden in het land van oorsprong op het tijdstip waarop een beslissing wordt
genomen (artikel 48/6, § 5 Vw.).
Wat de persoonlijke omstandigheden betreft, spreekt het voor zich en wijst ook het EHRM er op dat een
verzoeker in wezen de enige partij is die in staat is om informatie over zijn persoonlijke omstandigheden
te verschaffen. Bijgevolg rust de bewijslast, voor wat de individuele omstandigheden betreft, in beginsel
op de schouders van de verzoeker, die zo spoedig mogelijk alle elementen ter staving van zijn verzoek
om internationale bescherming dient neer te leggen (EHRM, J.K. e.a. t. Zweden, nr. 59166/12, 23
augustus 2016, § 96).
In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 48/6, § 1, eerste lid Vw. bent u derhalve
verplicht om van bij aanvang van de procedure uw volle medewerking te verlenen bij het verschaffen
van informatie over uw verzoek om internationale bescherming, waarbij het aan u is om de nodige feiten
en relevante elementen aan te brengen bij de Commissaris-generaal, zodat deze kan beslissen over het
verzoek om internationale bescherming. Deze relevante elementen omvatten luidens artikel 48/6, § 1,
tweede lid van de Vreemdelingenwet onder meer , doch niet uitsluitend, uw verklaringen en alle
documentatie of stukken in uw bezit met betrekking tot uw identiteit, nationaliteit(en), leeftijd,
achtergrond, ook die van de relevante familieleden, land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere
verzoeken, reisroutes, reisdocumentatie en de redenen waarom u een verzoek indient.
Niettegenstaande u bij de aanvang van uw persoonlijk onderhoud uitdrukkelijk gewezen werd op de
medewerkingsplicht die op uw schouders rust (zie notities CGVS 1 p. 2), blijkt uit het geheel van de door
u afgelegde verklaringen en de door u voorgelegde stukken duidelijk dat u niet heeft voldaan aan deze
plicht tot medewerking.
Vooreerst moet vastgesteld worden dat u de Belgische asielinstanties doelbewust trachtte te misleiden
wat betreft uw werkelijke leeftijd. Bij aankomst in België beweerde u immers geboren te zijn op 31 mei
2004 en dus net geen zestien jaar oud te zijn op dat moment. Uit een leeftijdsbepaling die op 6 juni 2019
werd uitgevoerd blijkt evenwel dat u toen reeds de leeftijd had van 20,8 jaar met een standaarddeviatie
van 1,5 jaar en dat u met andere woorden een stuk ouder bent. Dat u voor het CGVS blijft vasthouden
aan uw minderjarigheid blijkt na medisch onderzoek dan ook niet aannemelijk (CGVS 1, p. 5). U claimt
dat er een gerechtelijke procedure lopende is met betrekking tot uw leeftijd en uw advocaten Mter B.
(CGVS 1, p. 5) en Mter G. (CGVS 2, p. 13) treden u hierin bij. Door de advocaten werden documenten
voorgelegd die moeten aantonen dat er een procedure lopende is om het geboortecertificaat dat u
voorlegde ter staving van uw aanvraag te erkennen en zo uw leeftijd aan te laten passen (CGVS 2, p.
13). Tot op het heden ontving het CGVS evenwel geen enkel tegenbericht dat tot een andere conclusie
zou kunnen leiden inzake uw leeftijdsbepaling. Er moet trouwens opgemerkt worden dat tijdens de
persoonlijke onderhouden met het CGVS gebleken is dat u geenszins vertrouwd bent met dit
geboortecertificaat. Ondanks de vaststelling dat u Dari kan lezen en het gegeven dat dit certificaat een
geboortedag en maand vermeldt (een vertaling werd toegevoegd aan uw dossier), kan u niet
verduidelijken op welke dag of maand u dan wel geboren bent. U beweert dat u het certificaat nooit hebt
gelezen en dat u enkel uw geboortejaar 1382 kent omdat u dit vroeg aan uw vader (CGVS 2, p. 3). Deze
desinteresse in wat uw eigen geboortedocument zou zijn is frappant. Bovendien wordt op het
geboortecertificaat vermeld dat “betrokkene geboren is op 23 assad 1382” wat in de westerse kalender
overeenkomt met 14 augustus 2003 en dus niet met 31 mei 2004 zoals u zelf beweerde. Nog zegt u dat
dit certificaat opgemaakt werd bij uw geboorte terwijl uit de vertaling blijkt dat het pas in 1389 uitgereikt
werd (CGVS 2, p. 3). Welke instantie dit document opmaakte kan u ook al niet verduidelijken (CGVS 2,
p. 2). De bewijswaarde ervan wordt verder ondergraven door de objectieve informatie die toegevoegd
werd aan uw administratief dossier en waaruit blijkt dat in Afghanistan een hoog niveau van corruptie
heerst en dat zowat alle documenten, ook die van de overheid, kunnen en worden nagemaakt. Omdat u
niet als minderjarige kan worden beschouwd, kan het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het
Kind op u niet worden toegepast. De vaststelling dat u zich onterecht als minderjarige voordoet, tast
bovendien uw algemene geloofwaardigheid op ernstige wijze aan.
Verder werd vastgesteld dat er geen geloof kan worden gehecht aan uw beweerde regio van herkomst
in Afghanistan. Dit is nochtans belangrijk voor de inschatting van uw vrees voor vervolging en uw nood
aan subsidiaire bescherming. Het belang duidelijkheid te verschaffen over uw herkomst kan niet genoeg
benadrukt worden. De werkelijke streek van herkomst is van essentieel belang voor het onderzoek van
de nood aan internationale bescherming. Het is immers de regio van herkomst in functie waarvan de
vrees voor vervolging en het risico op ernstige schade zal onderzocht worden. Indien doorheen het
onderzoek van het dossier moet worden vastgesteld dat een verzoeker geen zicht biedt op zijn reële
verblijfssituatie of regio van herkomst, dient te worden besloten dat de asielmotieven, die zich er zouden
hebben voorgedaan, niet aangetoond worden. Een verzoeker die over zijn eerdere verblijfplaatsen
ongeloofwaardige verklaringen aflegt en daardoor het voor de asielinstanties onmogelijk maakt vast te
stellen dat hij ook werkelijk afkomstig is uit een streek waar er een risico op ernstige schade bestaat en

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT