Arrêt Nº281657 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 12/12/2022

Judgment Date12 décembre 2022
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number281657
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 281 657 van 12 december 2022
in de zaak RvV X / IV
In zake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat J. DIENI
Rue des Augustins 41
4000 LIÈGE
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 6 juli 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
23 juni 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 13 september 2022 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
5 oktober 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat A. HAEGEMAN loco advocaat J.
DIENI en van attaché K. ALLYNS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en geboren te zijn in 2000. De
verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 12 december 2015 en dient op 14
december 2015 een verzoek om internationale bescherming in. Op 14 april 2017 wordt de verzoekende
partij op het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: CGVS) gehoord.
1.2. Op 16 mei 2017 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de
commissaris-generaal) de beslissing waarbij zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire
beschermingsstatus worden geweigerd. Tegen deze beslissing dient de verzoekende partij beroep in bij
de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Bij arrest van 21 februari 2018 met nummer 200 035 weigert
de Raad de erkenning van de vluchtelingenstatus aan de verzoekende partij, alsook de toekenning van
de vluchtelingenstatus.
RvV X - Pagina 2
1.3. Op 25 juni 2018 dient de verzoekende partij een tweede verzoek om internationale bescherming in.
Op 12 oktober 2018 verklaart de commissaris-generaal het verzoek om internationale bescherming niet-
ontvankelijk (volgend verzoek). Tegen deze beslissing dient de verzoekende partij geen beroep in bij de
Raad.
1.4. Op 14 mei 2019 dient de verzoekende partij een derde verzoek om internationale bescherming in.
Op 31 oktober 2019 verklaart de commissaris-generaal het verzoek om internationale bescherming niet-
ontvankelijk (volgend verzoek). Tegen deze beslissing dient de verzoekende partij geen beroep in bij de
Raad.
1.5. Op 16 april 2021 dient de verzoekende partij een vierde verzoek om internationale bescherming in.
Bij 7 juni 2021 verklaart de commissaris-generaal het verzoek om internationale bescherming niet-
ontvankelijk. Tegen deze beslissing dient de verzoekende partij een beroep in bij de Raad. Op 29
september 2021 trekt de verwerende partij deze beslissing in. Aldus verwerpt de Raad bij arrest van 6
oktober 2021 met nummer X het beroep van de verwerende partij. Op 23 juni 2022 verklaart de
commissaris-generaal het verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk (volgend verzoek). Dit
is de bestreden beslissing:
“A. Feitenrelaas
U verklaart de Afghaanse nationaliteit te hebben en Tadzjiek te zijn van etnische origine. U verklaart
afkomstig te zijn uit Kosh Ghumbad, een gehucht van het dorp Nahre Shahi gelegen in het district Behsud,
provincie Nangarhar. Uw geboortedatum werd vastgelegd op (…) 2000. Op 14 december 2015 diende u
een eerste verzoek om internationale bescherming in. U verklaarde toen dat uw vader op het land werkte
en de oogsten van andere landbouwers met zijn wagen naar de markt vervoerde en dat u gedurende drie
jaar school liep. U verklaarde dat u Afghanistan verliet vanwege uw problemen met de taliban. Drie dagen
voor uw vertrek uit uw land van herkomst werd er ’s nachts op de deur van uw ouderlijk huis geklopt. Toen
uw vader de deur opende bleek het de taliban te zijn die hem twee brieven overhandigden. Toen u de
volgende dag samen met uw vader naar de imam trok met deze brieven bleek de taliban u te bedreigen.
Zij eisten dat u tot de groepering zou toetreden. Indien u niet aan deze eis zou voldoen, dreigden de
taliban u te doden. Omdat uw familie voor uw leven vreesde, besloten zij u het land te doen verlaten.
Verder verwees u naar de veiligheidssituatie in uw land van herkomst en stelde u dat het door de vele
aanslagen onmogelijk was geworden om school te lopen. In de achtste of negende maand van 2015
verliet u Afghanistan en u kwam vervolgens op 12 december 2015 aan in België. Op 16 mei 2017 nam
het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) een beslissing tot weigering
van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Er werd geen geloof
gehecht aan uw voorgehouden problemen met de taliban noch met de (volgens uw verklaringen)
eveneens in uw regio actieve Daesh. Bovendien noopte de veiligheidssituatie in uw regio van herkomst
niet tot het toekennen van subsidiaire bescherming zoals bedoeld in art.48/4, §2, c van de
Vreemdelingenwet. U stelde een beroep in tegen deze beslissing bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen (RvV). Op 21 februari 2018 bevestigde de RvV de beslissing van het CGVS.
U ging niet in cassatieberoep tegen deze beslissing. U keerde ni et terug naar Afghanistan. Evenmin verliet
u België. Op 25 juni 2018 diende u een tweede verzoek om internationale bescherming in. In uw tweede
verzoek gaf u aan dat u niet langer in contact stond met uw familie i n Afghanistan en dat u bijgevolg geen
nieuws had over uw situatie aldaar. U legde een attest van prise en charge neer van uw hospitalisatie te
CARDA. Op 12 oktober 2018 werd door het CGVS een beslissing tot niet ontvankelijkheid genomen, daar
er geen elementen voorhanden waren die de kans aanzienlijk groter maakten dat u voor erkenning als
vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 van de
Vreemdelingenwet in aanmerking kwam. U stelde geen beroep in tegen deze beslissing. U keerde niet
terug naar Afghanistan. Evenmin verliet u België. U diende op 14 mei 2019 een derde verzoek om
internationale bescherming in. In het kader van uw derde verzoek verklaarde u dat u in uw vorige
verzoeken loog op aanraden van uw vrienden. U gaf aan dat u Afghanistan verliet naar aanleiding van uw
relatie met de dochter van uw maternale oom Mirwais. U begeleidde haar omdat uw maternale oom geen
zonen had en na verloop van tijd raakten jullie verliefd op elkaar. U stelde dat jullie de relatie voor jullie
familie geheim hielden, meermaals seksueel contact hadden en dat uw nicht zwanger van u was
geworden. Uw maternale oom was voorts gekant tegen een huwelijk tussen u en uw nicht en uw relatie
met uw vader was nadien zeer verslechterd. Uw moeder regelde voorts met uw andere maternale oom,
Farid, uw reis naar Europa. Ondanks het feit dat u tot medio 2017 nog contact had met uw moeder, had
u geen idee van wat er met uw nicht is gebeurd daar u er niet naar heeft gevraagd. U vreesde voorts dat
u bij terugkeer naar Afghanistan zou worden gedood door uw maternale oom Mirwais. U legde geen

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT