Arrêt Nº281338 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 05/12/2022
Judgment Date | 05 décembre 2022 |
Procedure Type | Annulation |
Judgement Number | 281338 |
Court | IXde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
RvV X - Pagina 1
nr. 281 338 van 5 december 2022
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat H. VAN VRECKOM
Adolphe Lacomblelaan 59-61/5
1030 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, X en X, die verklaren van Pakistaanse nationaliteit te zijn, op 5 juli 2022
hebben ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissingen van de gemachtigde van de
staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 3 juni 2022 waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf
met toepassing van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ongegrond wordt verklaard
en tot afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 18 oktober 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 16 november
2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. MOONEN.
Gehoord de opmerkingen van advocaat J. JANSSENS, die loco advocaat H. VAN VRECKOM verschijnt
voor de verzoekende partijen en van advocaat B. BUYLE, die loco advocaten C. DECORDIER en T.
BRICOUT verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Eerste en tweede verzoeker zijn de ouders van derde verzoeker. Op 20 januari 2012 dienen zij een
aanvraag om machtiging tot verblijf in met toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna: de vreemdelingenwet). Op 5 februari 2018 wordt verzoekers’ verblijfsaanvraag
door de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie ontvankelijk doch ongegrond
RvV X - Pagina 2
bevonden. Tegen deze beslissingen stellen verzoekers een annulatieberoep in bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad), die het beroep verwerpt bij arrest nr. 209 467 van 18
september 2018.
Op 13 februari 2019 dienen verzoekers voor de tweede keer een verblijfsaanvraag in met toepassing
van artikel 9ter van de vreemdelingenwet. Deze verblijfsaanvraag wordt door de gemachtigde
onontvankelijk bevonden op 22 mei 2019. Tegen deze beslissing stellen verzoekers opnieuw een
annulatieberoep in bij de Raad, die de beroepen verwerpt bij arresten nrs. 250 545, 250 546 en 250 547
van 8 maart 2021.
Verzoekers verklaren deel te hebben genomen aan de collectieve hongerstaking die werd
georganiseerd in de eerste helft van 2021. Op 12 oktober 2021 dienen zij voor de tweede keer een
aanvraag in om machtiging tot verblijf met toepassing van artikel 9bis van de vreemdelingenwet.
Op 3 juni 2022 neemt de gemachtigde een beslissing waarin hij verzoekers’ verblijfsaanvraag met
toepassing van artikel 9bis van de vreemdelingenwet ontvankelijk doch ongegrond verklaart, aan
verzoekers ter kennis gebracht op 14 juni 2022. Dit is de eerste bestreden beslissing, waarvan de
motivering luidt als volgt:
“Naar aanleiding van uw aanvraag om machtiging tot verblijf in toepassing van artikel 9bis van de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 15 september 2006 tot wijziging
van de wet van 15 december 1980, ingediend op datum van 12.10.2021 + aanvulling d.d. 28.10.2021
deel ik u mee dat dit verzoek ontvankelijk is doch ongegrond.
Reden(en):
De redenen die aangehaald worden om het verblijf toe te staan zijn onvoldoende.
Uit het administratief dossier van betrokkenen hebben wij kunnen opmaken dat betrokkenen ergens
eind 2007 – begin 2008 naar België zijn gekomen. Op 09.11.2009 vragen ze allemaal voor de eerste
keer internationale bescherming aan. Bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de
Staatlozen (verder CGVS) bleven ze zelf onduidelijk sinds wanneer ze in België verblijven. Zij legden
geen identiteitsdocumenten voor. Hun aanvraag werd geweigerd op 28.06.2011 met een beslissing
‘beroep verworpen’ door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (verder RVV). Betrokkene verkozen
geen gevolg te geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13qq) en verbleven tot
27.09.2011 illegaal op het grondgebied. Op 28.09.2011 vroegen zij voor de 2e keer internationale
bescherming aan. Nu legden ze wel hun identiteitskaarten voor. Deze aanvraag werd voor zoon en
mijnheer niet inoverweging genomen door de Dienst Vreemdelingenzaken op 09.11.2011. Mevrouw
haar aanvraag werd op 29.11.2012 negatief afgesloten met een weigering van vluchtelingenstatus en
van subsidiaire bescherming door de RVV. Betrokkenen wisten dat hun verblijf slechts voorlopig werd
toegestaan in het kader van de asielprocedure en dat zij bij een negatieve beslissing het land dienden te
verlaten. Uit langdurig illegaal verblijf kunnen geen rechten geput worden met het oog op regularisatie.
De duur van de procedures – namelijk een jaar en bijna zeven maanden voor de eerste, minder dan
twee maanden voor de tweede van mijnheer en zijn zoon en één jaar en iets meer dan twee maanden
voor de tweede van mevrouw – was ook niet van die aard dat ze als onredelijk lang kan beschouwd
worden. Het feit dat er een zekere behandelingsperiode is, geeft aan betrokkenen ipso facto geen recht
op verblijf (Raad van State, arrest nr. 89980 van 02.10.2000).
Betrokkenen verwijzen naar de deelname van de heer A. (…) en zijn zoon aan de hongerstaking van 23
mei tot en met 21 juli. Zij halen hierbij aan dat de hongerstaking ernstige gevolgen heeft gehad voor
zowel de lichamelijke als de voor de psychische gezondheid van het gezin. Men verwijst hierbij naar
twee medische getuigschriften (stuk 3 en 4 bij de aanvraag 9bis). De ouders van S. (…) A. (…) halen
beiden aan dat zij te kampen zouden hebben met gezondheidsproblemen. We dienen op te merken dat
de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 duidelijk een
onderscheid maakt tussen twee verschillende procedures: aan de ene kant het artikel 9bis dat in België
verblijvende personen die menen te beschikken over buitengewone omstandigheden om humanitaire
redenen een verblijfsmachtiging kunnen aanvragen bij de burgemeester van de plaats waar zij verblijven
(wat in deze dus onderzocht werd), aan de andere kant het artikel 9ter als een unieke procedure voor in
België verblijvende personen met een medische aandoening. De hier ingeroepen medische elementen
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI