Arrêt Nº280093 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 14/11/2022
Judgment Date | 14 novembre 2022 |
Procedure Type | Plein contentieux |
Judgement Number | 280093 |
Court | IVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
RvV X - Pagina 1
nr. 280 093 van 14 november 2022
in de zaak RvV X / IV
In zake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat D. GEENS
Lange Lozanastraat 24
2018 ANTWERPEN
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Palestijnse nationaliteit te zijn, op 19 juli 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de adjunct-commissaris voor de vluchtelingen en de staatlozen van
8 juli 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 21 september 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat M. KIWAKANA loco advocaat D.
GEENS en van attaché M. TYTGAT, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker, van Palestijnse origine, dient op 10 november 2020 voor de eerste maal een verzoek om
internationale bescherming in. Op 8 februari 2021 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen
en de staatlozen (hierna: de commissaris-generaal) een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het
verzoek omdat verzoeker reeds internationale bescherming geniet in een andere EU-lidstaat. Tegen
deze beslissing dient de verzoekende partij beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
(hierna: de Raad). Bij arrest van 27 oktober 2021 met nummer X wordt het beroep tegen deze beslissing
verworpen.
1.2. Op 10 januari 2022 dient verzoeker een tweede verzoek om internationale bescherming in. De
adjunct-commissaris verklaart dit volgend verzoek op 8 juli 2022 niet-ontvankelijk (volgend verzoek). Dit
is de bestreden beslissing:
RvV X - Pagina 2
“A. Feitenrelaas
Op 10 november 2020 diende u een eerste verzoek om internationale bescherming in bij de Belgische
autoriteiten. U stelde de Palestijnse nationaliteit te hebben en op (…) 1992 geboren te zijn in Gaza. U
woonde in de stad Gaza, wijk Al Nasser, tot aan uw vertrek op 8 mei 2019. U verliet Gaza in mei 2019
omwille van de algemene veiligheidssituatie, de bombardementen en omdat u daar op elk moment
vreesde gearresteerd te worden. Na uw vertrek uit Palestina, reisde u via Egypte en Turkije naar
Griekenland. Op 20 september 2019 diende u in Griekenland een verzoek om internationale beschermi ng
in. Op 26 maart 2020 werd u daar een internationale beschermingsstatus toegekend. In september 2020
vertrok u naar België omwille van de moeilijke levensomstandigheden in Griekenland. In dit opzicht haalde
u aan dat u daar geen woning en levensmiddelen had, geen medische zorg kreeg, geslagen werd door
de politie, zich daar niet veilig voelde en angst had voor bendes die mensen daar met geweld beroofden.
Nog haalde u discriminatie aan door de bewoners van het eiland Leros, waar u verbleef. Ter ondersteuning
van uw eerste verzoek om internationale bescherming legt u de volgende documenten neer: een kopie
van uw paspoort, een kopie van uw identiteitskaart, een kopie van uw geboorteakte, een usb met foto’s
van de plaatsen en omstandigheden waarin u woonde in Griekenland. Op 8 februari 2021 werd uw verzoek
niet-ontvankelijk verklaard door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
(CGVS) omdat aan u reeds een internationale beschermingsstatus werd toegekend in Griekenland en
omdat u geen elementen aanbracht waaruit kon blijken dat de bescherming die u in deze lidstaat werd
verleend, niet actueel of ontoereikend zou zijn. U tekende beroep aan tegen deze beslissing op 17 februari
2021. In het arrest nr. 263 038 van 27 oktober 2021 bevestigde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
(RVV) de beslissing en motivering van het CGVS. U diende geen cassatieberoep in. Zonder België te
hebben verlaten, diende u een tweede verzoek om internationale bescherming in op 10 januari 2022. In
het kader van dit verzoek verwijst u naar de bedreigingen die u reeds aanhaalde tijdens uw vorige v erzoek
en stelt u dat u nog steeds bedreigingen zou ontvangen van personen uit Griekenland. U verklaart in dit
kader nog dat u gewond raakte aan uw linkerhand toen twee personen u, voor u vertrok uit Bovigny,
aanvielen met een scherp voorwerp. U verbindt dit aan de problemen die u had met drugsdealers in
Griekenland. Daarnaast vermeldt u dat u in behandeling was bij een psycholoog maar dat u deze
behandeling moest stopzetten omdat u uit het opvangcentrum gezet werd. Ten aanzien van Palestina
geeft u nog aan dat u daar beschuldigd werd iemand van Hamas verklikt te hebben en dat die persoon
daarom vermoord werd. U vreest bij aankomst in Palestina gearresteerd te worden. Na uw vertrek daar,
zou de politie twee oproepingsbrieven verstuurd hebben. Nog haalt u aan dat u geen Griekse documenten
heeft omdat u deze hier na aankomst zou hebben verscheurd. Ter ondersteuning van uw tweede verzoek
legt u de volgende documenten neer: een brief van uw advocaat, oproepingsbrieven van de Palestijnse
politie, bedreigingen via sociale media, een bedreiging via video.
B. Motivering
Vooreerst moet worden opgemerkt dat op grond van een aantal elementen die in uw administratief dossier
voorhanden zijn, blijkt dat er in het kader van onderhavig volgend verzoek bepaalde bijzondere
procedurele noden in uw hoofde zouden kunnen worden opgemerkt. U vermeldt immers dat u in
behandeling van een psycholoog was en deze behandeling moest blijven volgen, maar dat deze werd
stopgezet (Verklaring Volgend Verzoek 2018553Z, vraag 16). Nog geeft u aan dat u pijn zou hebben aan
uw knieën en voeten en dat u maag-en kaakproblemen zou hebben (Verklaring Volgend Verzoek
(2018553Z, vraag 12). Na grondige analyse van het geheel van de gegevens die voorliggen, is het
Commissariaat-generaal evenwel van oordeel dat er onvoldoende concrete elementen aanwezig zijn
waaruit een bijzondere procedurele nood in uw hoofde kan worden afgeleid die het nemen van bepaalde
specifieke steunmaatregelen rechtvaardigt. Waar u weliswaar bepaalde mentale en medische
gezondheidsproblemen liet optekenen ten overstaan van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) op datum
van 6 mei 2022, blijkt uit de ‘Vragenlijst “bijzondere procedure noden” DVZ’ van diezelfde datum dat u
geen elementen of omstandigheden signaleerde die het vertellen van uw verhaal of uw deelname aan de
procedure internationale bescherming kunnen bemoeilijken. U legde ook geen attesten neer om
bovenstaande elementen te staven. Overigens moet hierbij worden vastgesteld dat uit de verklaringen die
u aflegde bij de DVZ in het kader van uw huidig verzoek niet blijkt dat u toentertijd niet bij machte was om
op volwaardige, functionele en zelfstandige wijze aan de procedure deel te nemen of niet in staat zou zijn
geweest om de nieuwe elementen ter ondersteuning van uw volgend verzoek toe te lichten. Integendeel,
uit de verklaringen die u toen aflegde blijkt dat het persoonlijk onderhoud bij de DVZ op een normale wijze
is verlopen, dat u de gestelde vragen begrepen heeft en dat u duidelijke antwoorden heeft gegeven.
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI