Arrêt Nº276775 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 31/08/2022
| Judgment Date | 31 août 2022 |
| Procedure Type | Annulation |
| Judgement Number | 276775 |
| Court | IIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
RvV X - Pagina 1
nr. 276 775 van 31 augustus 2022
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat R. AKTEPE
Amerikalei 95
2000 ANTWERPEN
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Marokkaanse nationaliteit te zijn, op 27 april 2022 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 15 maart 2022 waarbij de
aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
onontvankelijk verklaard wordt en van de beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor
Asiel en Migratie van 15 maart 2022 tot afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 29 april 2022 met refertenummer X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 6 juli 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 1 augustus 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken C. DE GROOTE.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat M. KALIN loco advocaat R.
AKTEPE en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER en T. BRICOUT verschijnt
voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
De verzoeker verklaart van Marokkaanse nationaliteit te zijn.
Op 6 januari 2000 huwde de verzoeker mevr. S.J., van Belgische nationaliteit.
Op 4 februari 2000 diende de verzoeker een aanvraag tot vestiging in, als echtgenoot van een Belgische
onderdane.
RvV X - Pagina 2
Op 20 maart 2000 besliste de gemachtigde van de Minister van Binnenlandse Zaken deze aanvraag niet
in aanmerking te nemen, nu het paspoort van de verzoeker geen geldig visum of gelijksoortige
inreisvergunning bevatte. Deze beslissing werd hem samen met een bevel om het grondgebied te verlaten
betekend.
De verzoeker werd op 4 augustus 2000 te Casablanca, in het bezit gesteld van een visum.
Op 28 augustus 2000 kwam de verzoeker het Rijk opnieuw binnen en op 27 september 2000 diende hij
een nieuwe aanvraag tot vestiging in, als echtgenoot van een Belgische onderdane.
Op 27 februari 2001 werd de verzoeker in het bezit gesteld van een identiteitskaart voor vreemdelingen,
geldig voor 5 jaar en verlengd t.e.m. 20 september 2012.
Op 15 december 2003 diende de verzoeker een naturalisatieaanvraag in, waarover een ongunstig advies
werd verschaft door de Dienst Vreemdelingenzaken.
Op 22 november 2004 is de verzoeker bij onderlinge toestemming uit de echt gescheiden van zijn
Belgische echtgenote.
Op 22 februari 2006 werd een proces-verbaal opgesteld door de politie te Antwerpen ten laste van de
verzoeker.
Op 6 september 2006 huwde de verzoeker een Marokkaanse vrouw in Marokko. Zijn echtgenote diende
op 15 januari 2007 een visumaanvraag in.
Op 24 april 2007 betekende de procureur des Konings te Antwerpen een dagvaarding tot nietigverklaring
van het huwelijk aan de verzoeker en zijn vorige, Belgische echtgenote. Uit onderzoek was gebleken dat:
- de verzoeker reeds op 28 augustus 2001, zijnde aldus enkele maanden nadat zij in het bezit was gesteld
van een IVKR, haar adres had laten wijzigen en er minstens sedert die datum een feitelijke scheiding was
van zijn Belgische echtgenote;
- betrokkenen op 7 juni 2002 opnieuw op hetzelfde adres werden ingeschreven en dit tot 5 juni 2003,
- mevr. J. in het kader van een onderzoek naar slagen en verwondingen door haar ex-vriend, tevens de
neef van de verzoeker, verklaarde dat zij een relatie had met haar ex-vriend met wie zij samen ook een
dochter heeft, doch op vraag van deze man met diens oom was getrouwd opdat deze oom naar België
zou kunnen komen;
- mevr. J. tevens verklaarde nooit te hebben samengewoond met de verzoeker;
- ook de verzoeker verhoord werd, doch dat deze enkel ongeloofwaardige en tegenstrijdige beweringen
uitte, welke geen afbreuk konden doen aan de vele vaststellingen die wezen op een schijnhuwelijk.
Bij vonnis van 11 april 2008 verklaarde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen het huwelijk van de
verzoeker met de Belgische mevr. J. nietig. Tegen dit vonnis diende de verzoeker hoger beroep in. Op 24
juni 2009 werd dit beroep verworpen door het hof van beroep te Antwerpen.
Op 7 juli 2009 besliste de gemachtigde van de Minister van Migratie en Asielbeleid dat het verblijfsrecht
van de verzoeker diende te worden ingetrokken en aan de verzoeker werd een bevel om het grondgebied
te verlaten betekend.
Op 30 september 2009 diende de verzoeker een aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel
9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebi ed, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) in.
Op 16 maart 2011 nam de gemachtigde van de staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid de beslissing
waarbij de voormelde aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel 9bis van de
Vreemdelingenwet ongegrond werd verklaard. Tegen deze beslissing diende de verzoeker een
annulatieberoep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna ook: de Raad).
Op 13 januari 2012 werd de aangevochten beslissing ingetrokken en werd een nieuwe
ongegrondheidsbeslissing genomen. Tegen deze beslissing diende de verzoeker een annulatieberoep in
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI