Arrêt Nº276697 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/08/2022

Judgment Date30 août 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number276697
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 276 697 van 30 augustus 2022
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat B. VRIJENS
Kortrijksesteenweg 641
9000 GENT
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Nigeriaanse nationaliteit te zijn, op 3 juni 2022 heeft
ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de
Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 20 april 2022 tot weigering van verblijf van meer dan drie
maanden met bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 8 juni 2022 met refertenummer X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gezien het verzoek en de instemming om gebruik te maken van de louter schriftelijke procedure met
toepassing van artikel 39/73-2 van voormelde wet.
Gelet op de beschikking van 6 juli 2022 waarbij het sluiten van de debatten wordt bepaald op 15 juli 2022.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
De verzoekende partij verklaart van Nigeriaanse nationaliteit te zijn, geboren te Ughelli op X.
Zij diende op 23 augustus 1999 een asielaanvraag in onder een valse identiteit. Deze werd op 18 februari
2000 definitief afgewezen door de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna:
de commissaris-generaal).
Tegen deze beslissing stelde de verzoekende partij een schorsings- en annulatieberoep in bij de Raad
van State. Bij arrest nr. 95.074 van 2 mei 2001 verwierp de Raad van State het beroep.
RvV X - Pagina 2
De verzoekende partij diende op 18 april 2000 een aanvraag in om machtiging tot verblijf op grond van
artikel 9, 3e lid (oud) van wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen van 8 oktober 1980 (hierna: de Vreemdelingenwet). Na een negatieve
woonstcontrole werd deze aanvraag zonder voorwerp verklaard. De verzoekende partij diende een
nieuwe aanvraag in, die op 15 juli 2002 onontvankelijk werd verklaard door de gemachtigde van de
Minister van Binnenlandse Zaken. Een volgende aanvraag werd onontvankelijk verklaard op 9 december
2002.
Tijdens een verhoor bij de politie op 12 september 2002 bekende de verzoekende partij dat zij onder een
alias België was binnengekomen en verklaarde zij thans U. E. C. te heten.
De verzoekende partij werd op 28 augustus 2002 op heterdaad betrapt bij een juwelendiefstal.
De verzoekende partij werd op 31 mei 2007 door het Hof van Beroep te Gent veroordeeld wegens
mensenhandel, tot een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan ¾ met uitstel gedurende vijf jaar.
Aan de verzoekende partij werd op 17 januari 2003 bevel gegeven om het grondgebied te verlaten.
De verzoekende partij diende op 21 oktober 2003 een volgende aanvraag in om machtiging tot verblijf
overeenkomstig artikel 9, 3e lid van de Vreemdelingenwet. Gezien zij niet kon aangetroffen worden op
het adres, werd de aanvraag zonder voorwerp verklaard.
De verzoekende partij huwde op 20 mei 2006 met de Belg S. M.
Zij diende op 19 juli 2006 een aanvraag in tot vestiging, in functie van dit huwelijk.
Door de gemachtigde van de Minister van Binnenlandse Zaken werd op 26 juli 2006 beslist tot voorlopig
uitstel van de beslissing voor bijkomend onderzoek, beslissing die op 7 augustus 2006 aan de
verzoekende partij werd betekend.
Door de gemachtigde van de Minister van Binnenlandse Zaken werd op 29 november 2006 beslist aan
de verzoekende partij de vestiging te weigeren met bevel om het grondgebied te verlaten, beslissing die
haar op 30 november 2006 ter kennis werd gebracht.
Tegen deze beslissing diende de verzoekende partij een verzoek tot herziening in.
Nadat de verzoekende partij door de Dienst Vreemdelingenzaken bericht werd nopens de gevolgen voor
de verzoeken tot herziening door de recente wetswijzigingen, diende deze bij verzoekschrift van 10 april
2008 een verzoek tot nietigverklaring in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad).
In het arrest nr. 15.493 van 1 september 2008 verwierp de Raad het annulatieberoep.
De verzoekende partij diende op 30 augustus 2009 een aanvraag om machtiging tot verblijf in, in
toepassing van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet. Op 30 november 2009 actualiseerde zij haar
aanvraag in het licht van de instructie van 19 juli 2009.
Op 26 september 2011 verklaarde de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid
de aanvraag tot verblijfsmachtiging overeenkomstig artikel 9bis van de Vreemdelingenwet, gelet op het
feit dat de verzoekende partij op 31 mei 2007 door het Hof van Beroep te Gent werd veroordeeld wegens
mensenhandel, ongegrond.
Op 21 augustus 2012 diende de verzoekende partij een nieuwe aanvraag om machtiging tot verblijf in, in
toepassing van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet.
De verzoekende partij diende op 20 september 2012 een aanvraag in voor een verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, als partner in een duurzame relatie.
Op 20 februari 2013 nam de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,
Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding een beslissing tot weigering van verblijf van meer dan
drie maanden, met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 20). De verzoekende partij nam op 26
februari 2013 kennis van deze beslissing.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT