Arrêt Nº276342 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 23/08/2022

Judgment Date23 août 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number276342
CourtIXde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 276 342 van 23 augustus 2022
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat J. DOMS
Waversebaan 134/A
3050 OUD-HEVERLEE
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Syrische nationaliteit te zijn, op 18 maart 2022 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 24 januari 2022 waarbij de
aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
onontvankelijk verklaard wordt en van de beslissing van dezelfde datum tot afgifte van een bevel om het
grondgebied te verlaten.
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 24 maart 2022 met refertenummer
X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 mei 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 30 juni 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken A. WIJNANTS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat J. DOMS, die verschijnt voor de verzoekende partij en van
advocaat E. WILLEMS, die loco advocaat E. MATTERNE verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Met de eerste bestreden beslissing wordt de aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel
9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebi ed, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) die verzoekster had
ingediend op 5 oktober 2020, onontvankelijk verklaard. Deze beslissing luidt als volgt:
RvV X - Pagina 2
Onder verwijzing naar de aanvraag om machtiging tot verblijf die op datum van 05.10.2020 werd
ingediend en op datum van 18.01.2022 werd geactualiseerd door :
M., N. (geen R.R.)
nationaliteit: Syrië (Arabische Rep.)
geboren op X
adres: […]
in toepassing van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij artikel 4 van
de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980, deel ik u mee dat dit
verzoek onontvankelijk is.
Redenen:
De aangehaalde elementen vormen geen buitengewone omstandigheid waarom de betrokkene de
aanvraag om machtiging tot verblijf niet kan indienen via de gewone procedure namelijk via de
diplomatieke of consulaire post bevoegd voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het
buitenland.
Betrokkene beroept zich als buitengewone omstandigheid op het feit dat zij al meer dan tien jaar niet meer
in Syrië is geweest en dat zij gelet op haar asielstatus (erkend als vluchtelinge door Denemarken) en de
situatie in Syrië niet naar Syrië kan terugkeren om daar de aanvraag in te dienen. Echter, aangezien
betrokkene door Denemarken erkend werd als vluchtelinge en zij in het bezit is van een geldige Deense
verblijfsvergunning, dient zij niet terug te keren naar Syrië maar wel naar Denemarken, haar land van
gewoonlijk verblijf. Betrokkene toont niet aan waarom zij niet kan terugkeren naar Denemarken.
Betrokkene wijst erop dat zij vreest voor vervolging en ernstige schade indien zij dient terug te keren naar
Syrië en dat het door de Belgische overheid ten sterkste wordt afgeraden om te reizen naar Syrië.
Aangezien betrokkene door Denemarken erkend werd als vluchteling (en dus een terechte vrees voor
vervolging heeft), dient zij niet terug te keren naar Syrië maar wel naar Denemarken, waar zij over een
geldige verblijfstitel beschikt. Dit element kan dan ook niet aanvaard worden als buitengewone
omstandigheid.
Betrokkene beroept zich op haar medische problematiek als buitengewone omstandigheid die haar
verhindert terug te keren naar Denemarken. Ter staving hiervan legt betrokkene volgende stukken voor:
verschillende Deense medische stukken met een Engelse vertaling (over de periode van 10.07.2017 tot
21.02.2020) en een medisch attest dd. 25.09.2020 opgesteld door Dr. G.. Echter, uit het administratief
dossier van betrokkene blijkt dat zij op basis van de hier ingeroepen medische problematiek, op
28.10.2020 een aanvraag 9ter indient, waarbij zij de Deense medische stukken eveneens voorlegt. Deze
aanvraag wordt ongegrond afgesloten op 07.12.2020. De medische problematiek van betrokkene werd
aldus reeds ten gronde onderzocht en niet weerhouden. We verwijzen in dit kader naar het artikel 9bis, §
2, 4° van de Vreemdelingenwet. Deze wetsbepaling voorziet dat elementen die werden ingeroepen in het
kader van een aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet
niet kunnen worden weerhouden als buitengewone omstandigheden en onontvankelijk worden verklaard
in het kader van een aanvraag 9bis. Het motief dat steunt op artikel 9bis, § 2, 4° van de Vreemdelingenwet
kan op zichzelf genomen reeds volstaan als redengeving voor het niet aanvaarden van verzoekers
gezondheidstoestand als buitengewone omstandigheid (RVV, arrest 244999 van 27 november 2020). Uit
het enige Belgische medische stuk dat door betrokkene wordt voorgelegd, namelijk het attest dd.
25.09.2020 van Dr. G., blijkt niet dat reizen afgeraden wordt of dat betrokkene niet in staat is om te reizen.
Tenslotte merken we op dat betrokkene geen enkel actueel medisch attest voorlegt waaruit blijkt dat zij
op heden in behandeling is omwille van haar medische problematiek. Haar medische problematiek kan
dan ook niet aanvaard worden als buitengewone omstandigheid.
Betrokkene haalt aan dat zij in het kader van haar medische problematiek, afhankelijk is van de zorgen
van haar in België verblijvende zoon. Deze bewering vindt echter geen steun in de voorgelegde stukken.
Uit deze stukken blijkt namelijk niet dat betrokkene nood heeft aan mantelzorg noch dat zij nood heeft aan
ondersteuning in het dagelijkse leven noch dat er sprake is van enige arbeidsongeschiktheid. Uit de
voorgelegde Deense stukken blijkt bovendien dat betrokkene in Denemarken kon rekenen op de steun
van haar twee zonen. Dit blijkt ook haar eigen verklaring en die van haar zoon waaruit duidelijk blijkt dat
ze twee zonen heeft, dat zij samen Syrië ontvluchtten en politiek asiel bekwamen in Denemarken.
Aangezien betrokkene slechts melding maakt van één zoon in België, lijkt het redelijk om aan te nemen

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT