Arrêt Nº275960 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 11/08/2022

Judgment Date11 août 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number275960
CourtVIIIste KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1 van 18
nr. 275 960 van 11 augustus 2022
in de zaak RvV X / VIII
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat J. HARDY
Rue de la Draisine 2/004
1348 LOUVAIN-LA-NEUVE
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X en X, die verklaren van Iraakse nationaliteit te zijn en te handelen in eigen
naam en als wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen X en X, op 4 mei 2022 hebben
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 28 maart 2022 waarbij een
aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ongegrond
wordt verklaard.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gezien het verzoek en de instemming om gebruik te maken van de louter schriftelijke procedure met
toepassing van artikel 39/73-2 van voormelde wet.
Gelet op de beschikking van 8 juni 2022 waarbij het sluiten van de debatten wordt bepaald op
16 juni 2022.
Gelet op de pleitnota van 14 juni 2022 ingediend door de verzoekende partijen.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Tweede verzoeker dient op 6 september 2013 een verzoek om internationale bescherming in. Hij
wordt op 21 mei 2014 door de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de
commissaris-generaal) erkend als vluchteling.
RvV X - Pagina 2 van 18
1.2. Eerste verzoekster en haar oudste kind geboren in 2010 dienen op 18 december 2014 aanvragen in
voor de afgifte van een visum lang verblijf (type D), om tweede verzoeker te vervoegen in België. De
afgifte van de gevraagde visa wordt op 23 maart 2015 toegestaan. In 2016 wordt een tweede kind
geboren.
1.3. Op 20 juli 2018 beslist de commissaris-generaal tot intrekking van de vluchtelingenstatus van tweede
verzoeker, nu hij een gevaar vormt voor de samenleving omdat hij definitief werd veroordeeld voor een
bijzonder ernstig misdrijf in de zin van artikel 55/3/1, § 1 van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna:
de Vreemdelingenwet). Hierbij wordt wel geoordeeld dat tweede verzoeker noch direct noch indirect mag
worden teruggeleid naar Irak en dat een verwijderingsmaatregel niet verenigbaar is met de artikelen 48/3
en 48/4 van de Vreemdelingenwet.
1.4. Bij arrest van 9 december 2019 met nr. 229 980 bevestigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
(hierna: de Raad) de intrekking van de vluchtelingenstatus van tweede verzoeker.
1.5. De gemachtigde van de destijds bevoegde minister beslist op 24 februari 2020 tot beëindiging van
het verblijf van tweede verzoeker en op 2 maart 2020 tot beëindiging van het verblijf van eerste
verzoekster en de minderjarige kinderen.
1.6. Eerste verzoekster dient op 18 mei 2020 een verzoek om internationale bescherming in.
1.7. De gemachtigde van de destijds bevoegde minister trekt op 19 juni 2020 zijn eerdere beslissing van
2 maart 2020 in. Op 25 augustus 2020 neemt hij, in hoofde van eerste verzoekster en de minderjarige
kinderen, een nieuwe beslissing tot intrekking van verblijf.
1.8. Bij arrest van 14 september 2020 met nr. 240 796 verwerpt de Raad het door tweede verzoeker
ingestelde beroep tegen de beslissing van 24 februari 2020 tot beëindiging van zijn verblijf.
1.9. De commissaris-generaal beslist op 31 mei 2021, in hoofde van eerste verzoekster, tot weigering van
de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus.
1.10. Bij arrest van 28 januari 2022 met nr. 267 494 vernietigt de Raad de beslissing van de commissaris-
generaal van 31 mei 2021 en zendt de zaak terug naar de commissaris-generaal.
1.11. Eerste verzoekster en tweede verzoeker, optredend in eigen naam en als wettelijk
vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen, dienen op 25 februari 2022 een aanvraag in om te
worden gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden in toepassing van artikel 9ter van de
Vreemdelingenwet. Deze aanvraag steunt op medische problemen van eerste verzoekster. De
gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie beslist op 28 maart 2022 dat deze aanvraag
ontvankelijk, maar ongegrond is. Dit is de bestreden beslissing, die is gemotiveerd als volgt:
Onder verwijzing naar de aanvraag om machtiging tot verblijf die op datum van 25.02.2022 bij
aangetekend schrijven bij onze diensten werd ingediend door:
[A.-B., S.Q.K.] [R.R. …], geboren te Bagdad op […]
[A.-R., W.A.K.] [R.R. …], geboren te Bagdad op […]
+ kinderen
[A.-B., Y.S.Q.], [°…]
[K., Z.-A.-A.], [°…]
Adres : […]
Nationaliteit : Irak
in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen door Artikel
187 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen, deel ik u mee dat dit verzoek
ontvankelijk doch ongegrond is.
Reden(en) :

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT