Arrêt Nº274926 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/06/2022

Judgment Date30 juin 2022
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number274926
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X- Pagina 1
nr.
274 926
van 30 juni
2022
in de zaak RvV X / IV
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat H.
Langestraat 46/1
8000 BRUGGE
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Somalische nationaliteit te zijn, op 3 januari 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
21 december 2021.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 06 april 2022 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 4 mei 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat M. KIWAKANA loco advocaat H.
CHATCHATRIAN en van attaché B. DESMET, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De verzoekende partij verklaart de Somalische nationaliteit te bezitten en geboren te zijn in 1999.
De verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 15 juli 2021. Op 16 juli 2021 dient de
verzoekende partij een verzoek om internationale bescherming in.
Op 13 oktober 2021 wordt de verzoekende partij gehoord op het Commissariaat-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen (hierna: CGVS).
Op 21 december 2021 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna:
de commissaris-generaal) een beslissing “niet-ontvankelijk verzoek (internationale bescherming in een
andere EU lidstaat)”. Dit is de bestreden beslissing:
RvV X- Pagina 2
“A. Feitenrelaas
U verklaart de Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op (…) 19 99 in Balcaad in de provincie
Midden Shabelle in Somalië. U bent alleenstaand en u heeft geen kinderen. U verliet Somalië omdat Al
Shabaab zakawat kwam eisen van uw familie en uw vader dit niet langer kon betalen. Bijgevolg eiste Al
Shabaab dat u voor hen zou werken, maar u weigerde. Daarop viel Al Shabaab uw woning aan waarbij
uw vader om het leven kwam en u zelf ontvoerd werd. Bij dit incident raakte u gewond aan uw arm, u hebt
hier nog steeds last van. Nadat u 8 dagen door Al Shabaab werd opgesloten slaagde u erin te on tsnappen.
Hierna werd u door een oom geholpen om Somalië te verlaten.
Vanuit Somalië reisde u via Turkije door naar Griekenland waar u op 18 juli 2019 toekwam op het eiland
Lesbos. In januari 2020 kreeg u in Griekenland het statuut van subsidiaire bescherming. Op Lesbos
woonde u in het kamp Moria. Een vriend van u, Ahmed, werd in het kamp beroofd en vermoord. U bleef
in Moria tot hier een grote brand uitbrak in september 2020. Uw documenten en al uw spullen werden
verwoest en u zag zich genoodzaakt het kamp te verlaten. Een medewerkster van de VN nam u en nog
enkele andere personen mee op een boot naar Thessaloniki. Daar aangekomen was u op zichzelf
aangewezen. U probeerde uw documenten terug in orde te brengen maar niemand wilde u helpen. U had
bijgevolg geen identiteitskaart en kon niet werken of naar huisvesting zoeken. U leefde enkele maanden
op straat in Thessaloniki en besloot het land te verlaten. U probeerde meermaals de grens naar
Macedonië over te steken. Uiteindelijk kreeg u hulp van enkele Pakistanen die u hielpen een smokkelaar
te betalen om Griekenland te verlaten. U vloog naar Frankrijk en reisde van daaruit door naar België waar
u op 16 juli 2021 bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) een verzoek om internationale bescherming
indiende.
Indien u zou moeten terugkeren naar Griekenland vreest u op straat te belanden zonder documenten,
zonder werk en zonder medische zorg.
Ter staving van uw verzoek legt u volgende documenten neer: een medisch attest van een dokter in
België, een medisch verslag van een neuroloog in Luik, een verblijfsattest van het Rode Kruis, foto’s van
de brand in het kamp Moria en video’s van de brand (3).
B. Motivering
Na analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst worden
vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden
kunnen blijken en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft kunnen
vaststellen. Bijgevolg werden er u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien er in het kader
van onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd
worden en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Na onderzoek van alle gegevens in uw administratief dossier, wordt uw verzoek om internationale
bescherming niet-ontvankelijk verklaard in overeenstemming met artikel 57/6, § 3, eerste lid, 3° van de
wet van 15 december 1980. Uit de elementen die voorhanden zijn, met name uw verklaringen (CGVS, p.
7, p. 12) en uw registratie in Eurodac (informatie toegevoegd aan administratief dossier), blijkt dat u reeds
internationale bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie, namelijk Griekenland.
Deze vaststelling wordt door u niet betwist.
In het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) moet worden aangenomen dat uw
behandeling en rechten in Griekenland in overeenstemming zijn met de vereisten van het Verdrag van
Genève, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM). Het Unierecht steunt immers op de fundamentele premisse dat elke
lidstaat met alle andere lidstaten een reeks gemeenschappelijke waarden deelt waarop de Unie berust,
en dat elke lidstaat erkent dat de andere lidstaten deze waarden met hem delen. Dit impliceert en
rechtvaardigt dat de lidstaten er onderling op vertrouwen dat de andere lidstaten deze waarden erkennen
en het Unierecht, dat deze waarden ten uitvoer brengt, dus in acht nemen, en dat hun respectieve
nationale rechtsordes in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de door
dat recht erkende grondrechten [zie: HvJ (Grote kamer) 19 maart 2019, nrs. C 297/17, C 318/17, C 319/17
en C 438/17, ECLI:EU:C:2019:219, Ibrahim e.a., randnummers 83-85 en HvJ (Grote kamer) 19 maart
2019, nr. C 163/17, ECLI:EU:C:2019:218, Jawo, randnummers 80-82]. Hieruit volgt dat verzoeken van
personen die reeds internationale bescherming genieten in een EU-lidstaat in beginsel niet-ontvankelijk
kunnen worden verklaard als uitdrukking van het beginsel van wederzijds vertrouwen.
De vaststelling dat er tussen de EU-lidstaten verschillen kunnen bestaan met betrekking tot de mate
waarin aan begunstigden van internationale bescherming rechten worden toegekend en zij deze kunnen
uitoefenen, doet geen afbreuk aan het gegeven dat zij onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen
van de lidstaat die de bescherming heeft toegekend toegang krijgen tot bijvoorbeeld (sociale) huisvesting,
sociale bijstand, gezondheidszorg of tewerkstelling, en bijgevolg óók dezelfde stappen zullen moeten

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT