Arrêt Nº273515 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 31/05/2022

Judgment Date31 mai 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number273515
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 273 515 van 31 mei 2022
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat F. JACOBS
Kroonlaan 88
1050 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van onbepaalde nationaliteit te zijn, op 21 februari 2022
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 19 januari 2022 tot
afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten - verzoeker om internationale bescherming (bijlage
13quinquies).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 29 maart 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 3 mei 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. BEELEN.
Gehoord de opmerkingen van advocaat M. KIWAKANA, die loco advocaat F. JACOBS verschijnt voor de
verzoekende partij en van advocaat L. DE MAERTELAERE, die loco advocaat E. MATTERNE verschijnt
voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 13 september 2018 diende verzoeker een verzoek tot internationale bescherming in bij de Belgische
autoriteiten. Hij legde zijn originele identiteitskaart en geboorteakte voor. Hij verklaarde dat zijn Palestijns
paspoort werd afgenomen door de smokkelaar in Turkije.
Op 29 november 2018 werd verzoeker gehoord in het kader van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 van
het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om
te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale
RvV X - Pagina 2
bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt
ingediend (herschikking) (hierna: de Dublin III-verordening).
Op 6 december 2018 verzocht de gemachtigde de Franse instanties op grond van artikel 12(2) van de
Dublin III-verordening de verantwoordelijkheid voor het behandelen van het verzoek van verzoeker over
te nemen.
Op 5 februari 2019 stemden de Franse autoriteiten in met het verzoek.
Op 27 februari 2019 nam de gemachtigde een overdrachtsbesluit (bijlage 26quater). Het beroep dat
verzoeker aantekende bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) werd verworpen
met arrest nr. 232 838 van 10 juli 2019.
Op 25 oktober 2019 wordt het verzoek tot internationale bescherming overgemaakt aan de commissaris-
generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de commissaris-generaal).
Op 21 januari 2021 beslist de commissaris-generaal tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering
van de subsidiaire beschermingsstatus. Het beroep dat verzoeker aantekende tegen deze beslissing
wordt door de Raad op 13 december 2021 met arrest nr. 265 381 verworpen.
Op 19 januari 2022 neemt de gemachtigde van de bevoegde staatssecretaris de beslissing tot afgifte van
een bevel om het grondgebied te verlaten onder de vorm van een bijlage 13quinquies. Dit is de bestreden
beslissing met volgende redengeving:
“(…)
In uitvoering van artikel 52/3, §1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de heer , die
verklaart te heten ,
(…)
het bevel gegeven om het grondgebied van België te verlaten, evenals het grondgebied van de staten die
het Schengenacquis ten volle toepassen, tenzij hij (zij) beschikt over de documenten die vereist zijn om
er zich naar toe te begeven.
REDEN VAN DE BESLISSING :
Op 22/01/2021 werd door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een
negatieve beslissing inzake het verzoek om internationale bescherming genomen en op 13/12/2021 werd
door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep tegen deze beslissing verworpen met
toepassing van artikel 39/2, § 1,1°, van de wet van 15 december 1980.
Betrokkene bevindt zich in het geval van artikel 7, eerste lid, 1° van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen : hij verblijft in het Rijk zonder houder te zijn van de bij artikel 2 van deze wet vereiste
documenten, inderdaad, betrokkene is niet in het bezit van een geldig paspoort met geldig visum.
In uitvoering van artikel 7, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de betrokkene
bevel gegeven het grondgebied te verlaten binnen 30 (dertig) dagen.
(…)”
2. Onderzoek van het beroep
2.1. Het enig middel wordt door de verzoekende partij als volgt toegelicht:
“EXPOSE DES MOYENS
MOYEN UNIQUE

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT