Arrêt Nº273269 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 24/05/2022

Judgment Date24 mai 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number273269
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 273 269 van 24 mei 2022
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat R. AKTEPE
Amerikalei 95
2000 ANTWERPEN
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Marokkaanse nationaliteit te zijn, op 9 maart 2022 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 8 februari 2022 tot weigering van
verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 11 maart 2022 met refertenummer
X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 6 april 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 13 mei 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken S. DE MUYLDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat M. KALIN, die loco advocaat R. AKTEPE verschijnt voor de
verzoekende partij en van advocaat L. ASSELMAN, die loco advocaten C. DECORDIER en T. BRICOUT
verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Verzoekende partij dient op 8 september 2021 voor de derde keer een aanvraag van een verblijfskaart
van een familielid van een burger van de Unie in.
1.2. Op 8 februari 2022 wordt beslist tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om
het grondgebied te verlaten. Dit is de bestreden beslissing, die luidt als volgt:
RvV X - Pagina 2
BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF VAN MEER DAN DRIE MAANDEN MET BEVEL OM
HET GRONDGEBIED TE VERLATEN
In uitvoering van artikel 52, §4, 5de lid gelezen in combinatie met artikel58 of 69ter van het koninklijk
besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, wordt de aanvraag van een verblijfskaart van een familielid van een
burger van de Unie, die op 08.09.2021 werd ingediend door:
Naam: Z. (..)
Voornaam: Z. (..)
Nationaliteit: Marokko
Geboortedatum; X
Geboorteplaats: Oudja
Identificatienummer in het Rijksregister: xxxxxxxxxx
Verblijvende te/verklaart te verblijven te (..)
om de volgende reden geweigerd:
De betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van meer
dan drie maanden in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie of van een ander familielid
van een burger van de Unie.
Betrokkene vroeg op 08.09.2021 voor de derde keer gezinshereniging aan met zijn schoonzus, zijnde R.
A. (..), van Nederlandse nationaliteit, met rijksregisternummer xxxxxxxxxxxx.
Betrokkene vroeg de gezinshereniging aan op basis van artikel 47/1, 2° van de wet van 15.12.1980: de
niet in artikel 40bis, §2, bedoelde familieleden die, in het land van herkomst, ten laste zijn of deel uitmaken
van het gezin van de burger van de Unie;
Artikel 47/3, §2 van de wet van 15.12.1980 stelt dat de andere familieleden bedoeld in artikel 47/1, 2°,
moeten bewijzen dat zij ten laste zijn van de burger van de Unie die zij willen begeleiden of bij wie zij zich
willen voegen of dat zij deel uitmaken van zijn gezin. De documenten die aantonen dat het andere
familielid ten laste is of deel uitmaakt van het gezin van de burger van de Unie moet uitgaan van de
bevoegde overheden van het land van oorsprong of van herkomst. Bij ontstentenis hiervan, kan het feit
ten laste te zijn of deel uit te maken van het gezin van de burger van de Unie bewezen worden met elk
passen middel’.
Ter staving van bovenstaande voorwaarden van artikel 47/3, §2 van de wet van 15.12.1980 werden
volgende documenten voorgelegd:
- reispaspoort Marokko (F05943798) op naam van betrokkene, afgeleverd op 16.11.2018 zonder
visumsticker en uit- of inreisstempel: uit dit voorgelegde paspoort blijkt niet wanneer betrokkene
Schengen, en bij uitbreiding België, is binnen gereisd.
- attest van het ocmw waarin wordt verklaard dat noch betrokkene, noch de referentiepersoon financiële
steun ontvangen
- « Attestations de non imposition à la taxe d’habitation (TH) et à la taxe de services communaux (TSC)
nr. 29950/2021 en nr 39476/2021 dd. 15.09.2021 en dd. 08.12.2021 » en « Attestation de revenu nr.
39476/2021 dd 08.12.2021 vanwege de Marokkaanse autoriteiten. Echter, niet alleen worden deze
attesten opgesteld op basis van een verklaring op eer van betrokkene (waarvan het gesolliciteerd karakter
niet kan worden uitgesloten), ook dienen niet alle inkomsten aangegeven te worden, zodat het voorleggen
van dergelijke attesten niet uitsluit dat betrokkene toch inkomsten heeft. Bovendien hebben deze attesten
betrekking op 2020 en 2021 terwijl niet kan geverifieerd worden wanneer betrokkene Marokko verliet. In
elke geval diende hij reeds op 23.07.2020 een eerste aanvraag gezinshereniging in in België. Louter deze
attesten dan ook niet aanvaard worden als afdoende bewijs van onvermogen van betrokkene.
- Attestation de prise en charge dd. 15.10.2021 waarin de vader van betrokkene verklaart dat
betrokkene tot aan zijn vertrek uit Marokko bij hem woonde en ten laste was van hem. Gezien een
verklaring op eer niet op zijn feitelijkheid en waarachtigheid kan getoetst worden, kunnen deze niet in
overweging genomen worden. Bovendien zegt dit document niets over een eventuele
afhankelijkheidsband ten aanzien van de referentiepersoon in hoofde van betrokkene
Er dient in eerste instantie opgemerkt te worden dat de referentiepersoon sedert 23.04.2009 in België
verblijft.
Van een (dreigende) schending van haar recht op vrij verkeer is geen sprake. De Belgische wetgever
heeft in de Vreemdelingenwet de artikelen 47/1 en volgende ingevoerd teneinde uitvoering te geven aan
de door artikel 3, lid 2 van de Burgerschapsrichtlijn voorziene verplichting om "overeenkomstig zijn
nationaal recht" de binnenkomst en verblijf van bepaalde andere familieleden va n de burger van de Unie
te vergemakkelijken. De Belgische interne bepalingen moeten dus worden gelezen in het licht van de
doelstellingen van artikel 3, lid 2, van de Burgerschapsrichtlijn; doelstellingen die erin bestaan om het vrij
verkeer van de burgers van de Unie te vergemakkelijken en de eenheid van het gezin te bevorderen (cf.
conclusie van advocaat-generaal Y. BOT van 27 maart 2012 in de zaak C-83/11 voor het Hof, nrs. 36 en

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT