Arrêt Nº271398 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 19/04/2022
Court | IIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
Writing for the Court | BEELEN M. |
Judgment Date | 19 avril 2022 |
Procedure Type | Annulation |
Judgement Number | 271398 |
RvV X - Pagina 1
nr. 271 398 van 19 april 2022
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat M. VAN DEN BROECK
Haachtsesteenweg 55
1210 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Pakistaanse nationaliteit te zijn, op 16 december 2021
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 19 november 2021
waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9 bis van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen ongegrond wordt verklaard en van de beslissing van de gemachtigde van de
staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 19 november 2021 tot afgifte van een bevel om het
grondgebied te verlaten (bijlage 13).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 6 januari 2022 met refertenummer
X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 8 maart 2022, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 22 maart 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. BEELEN.
Gehoord de opmerkingen van advocaat R. BRONLET, die loco advocaat M. VAN DEN BROECK
verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER
& T. BRICOUT verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
De verzoekende partij is in 2009 België binnengekomen.
RvV X - Pagina 2
De verzoekende partij heeft tevergeefs een asielaanvraag ingediend en diverse aanvragen op grond
van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet).
Op 21 september 2021 dient de verzoekende partij een aanvraag in om machtiging tot verblijf op grond
van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet. Op 19 november 2021 wordt deze aanvraag ongegrond
verklaard. Dit is de eerste bestreden beslissing met volgende redengeving:
“(…)
Betreft: A. F. (R.R.: …)
nationaliteit: Pakistan
geboren te Allahabad op X
adres: (…)
Mevrouw,
Naar aanleiding van uw aanvraag om machtiging tot verblijf in toepassing van artikel 9bis van de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 15 september 2006 tot wijziging
van de wet van 15 december 1980, ingediend op datum van 22.09.2021
deel ik u mee dat dit verzoek ontvankelijk is doch ongegrond.
Reden(en):
De redenen die aangehaald worden om het verblijf toe te staan zijn onvoldoende.
U wist dat uw verblijf slechts voorlopig werd toegestaan in het kader van de asielprocedure en dat u bij
een negatieve beslissing het land diende te verlaten. Uw eerste en enige asielaanvraag werd afgesloten
op 30.06.2010 met een weigering van vluchtelingenstatus en van subsidiaire bescherming door de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen. U diende in 2009 twee aanvragen 9bis in. Deze werden beiden
geweigerd in 2010. In 2011 diende u drie aanvragen 9ter in. Ook deze werden allemaal geweigerd. De
laatste aanvraag 9ter dateerde van 2013, ook deze werd geweigerd op 15.07.2014. Daarop werd een
bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13qq) opgemaakt d.d. 30.07.2014, via aangetekend
schrijven verstuurd op 31.07.2014 (bewijs stempel Bpost in het dossier). U verkoos echter geen gevolg
te geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten en verblijft sindsdien illegaal in België. Uit
langdurig illegaal verblijf kunnen geen rechten geput worden met het oog op regularisatie. De duur van
de asielprocedure – namelijk bijna anderhalf jaar – was ook niet van die aard dat ze als onredelijk lang
kan beschouwd worden. Het feit dat er een zekere behandelingsperiode is, geeft u ipso facto geen recht
op verblijf (Raad van State, arrest nr. 89980 van 02.10.2000).
U haalt aan dat u op 23 mei 2021 in hongerstaking bent gegaan en dit tot 21 juli 2021. U zou ook
minstens één maal zijn overgebracht naar de spoedafdeling met hartproblemen als gevolg van de
hongerstaking. Uw advocaat verwijst hierbij naar een medisch attest en bijlagen (stuk 5 bij de aanvraag
9bis). We dienen op te merken dat de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15
december 1980 duidelijk een onderscheid maakt tussen twee verschillende procedures: aan de ene
kant het artikel 9bis dat in België verblijvende personen die menen te beschikken over buitengewone
omstandigheden om humanitaire redenen een verblijfsmachtiging kunnen aanvragen bij de
burgemeester van de plaats waar zij verblijven (wat in deze dus onderzocht werd), aan de andere kant
het artikel 9ter als een unieke procedure voor in België verblijvende personen met een medische
aandoening. De hier ingeroepen medische elementen vallen buiten de context van artikel 9bis en
derhalve kan in dit verzoek aan deze medische argumenten geen verder gevolg worden gegeven (RVV
Arrest nr. 75.380 van 17.02.2012 en RVV Arrest nr. 80.233 van 26.04.2012). Het staat u steeds vrij een
aanvraag op basis van art 9ter in te dienen zoals bepaald in art 7§1 van het KB van 17 mei 2007 tot
vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, zoals gewijzigd door het KB van 24.01.2011 (B.S. 28.01.2011): via
aangetekend schrijven bij de Sectie 9ter van de Dienst Humanitaire Regularisaties, Dienst
Vreemdelingenzaken, Antwerpsesteenweg 59B te 1000 Brussel.
RvV X - Pagina 3
U haalt aan dat u reeds 15 jaar in België zou verblijven. Dit zou betekenen dat u sedert 2006 in België
zou verblijven. Echter, de studie van het administratief dossier (verder AD) toont aan dat u pas in januari
2009 naar België kwam om alhier op 16.01.2009 een asielaanvraag in te dienen. U heeft tijdens deze
aanvraag niet verklaard hier vroeger aanwezig te zijn. Wij gaan er aldus vanuit dat uw verblijf in België
start in 2009. Het feit dat u alhier sedert 2009 zou verblijven kan echter niet weerhouden worden als een
grond voor een verblijfsregularisatie. U wist dat uw verblijf in België slechts tijdelijk was en dit om de
beslissing inzake uw asielaanvraag af te wachten. Het feit dat u in de periode 2009-2013 verschillende
aanvragen 9bis en 9ter heeft ingediend, die telkenmale negatief werd afgesloten, toont duidelijk aan dat
u op de hoogte was van het feit dat u alhier illegaal verbleef en dat u aldus niet gemachtigd was om op
het Belgische grondgebied te verblijven. Op 31.07.2014 werd u bovendien een bijlage 13qq
aangetekend verstuurd. U heeft het klaarblijkelijk nagelaten om hieraan gevolg te geven daar u heden
nog steeds op het Belgisch grondgebied vertoeft en dit nog steeds in de illegaliteit. Dergelijk gedrag kan
niet beloond worden met een verblijfsregularisatie.
U haalt verder aan dat u door uw verblijf in België duurzaam lokaal verankerd zou zijn, dat u alhier een
sociaal netwerk en bindingen zou hebben verworven, dat u geïntegreerd zou zijn in de Belgische
samenleving, dat u geapprecieerd zou worden, dat u bereid zou zijn om anderen te helpen, dat u een
kennissenkring zou hebben opgebouwd, dat u Frans zou spreken en dat u heel veel contacten zou
hebben in de buurt en erbuiten. Uw advocaat verwijst in deze context naar artikel 8 EVRM, m.n. dat het
recht op een privéleven gerespecteerd zou moeten worden. Ook deze aangehaalde elementen kunnen
geen grond vormen voor een verblijfsregularisatie. De zogenaamde verankering in België, de
zogenaamde integratie en talenkennis wordt onvoldoende geacht om een grond te vormen. U legt ter
staving van dit alles slechts 12 ongedateerde getuigenverklaringen voor (stuk 6 tot en met 17). Deze
getuigenverklaringen zijn onvoldoende als grond voor een verblijfsregularisatie. Bepaalde
getuigenverklaringen zijn eerder korte notities van personen die pretenderen u al sinds 2008 te kennen
en die stellen dat u in Brussel gedomicilieerd zou zijn (stuk 6, stuk 15 en stuk 16). Nogmaals uit het AD
blijkt niet dat u al sinds 2008 in België zou verblijven. Ook de bewering dat u gedomicilieerd bent in
Brussel klopt niet daar u alhier illegaal verblijft. De andere getuigenverklaringen zijn ook eerder
steunverklaringen en aanbevelingsbrieven van mensen die verklaren dat u een vriendin bent (stuk 7, 8
en 9), dat u alleen in Brussel leeft en dat u sinds het overlijden van uw man veel financiële problemen
heeft (stuk 10, 13 en 17). Nog andere verklaringen stellen dat u soms langskomt op de verjaardagen
van de kinderen en dat jullie dan samen koken (stuk 12). Stuk 11 en 14 zijn ook eerder korte
steunverklaringen. Stuk 13 stelt dat u familie zou zijn. Echter nergens in het dossier wordt enig bewijs
van verwantschap aangetoond. Deze verklaring stelt dat ‘(…) door haar onwettig verblijf kan ze geen
aanspraak maken op enige uitkering (…)’ hieruit kunnen we maar moeilijk afleiden dat u arbeidsbereid
zou zijn zoals gesteld in de aanvraag 9bis. Bovendien hebben wij moeten vaststellen dat deze
getuigenverklaringen reeds werden gebruikt bij een eerdere aanvraag 9bis (d.d. 26.09.2019 die niet in
overweging werd genomen door de burgemeester van Sint-Jans-Molenbeek). Met andere woorden u
legt geen enkel recente getuigenverklaring voor (behalve dan stuk 4 van de hand van mijnheer Daniël
Alliet). De getuigenverklaring van de heer Alliet is ook eerder een steunbetuiging waaruit we bezwaarlijk
kunnen vaststellen dat mijnheer Alliet u goed zou kennen daar hij noteert dat u in Marokko bent
geboren?! De getuigenverklaringen zijn aldus onvoldoende om een grond voor een verblijfsregularisatie
te vormen. Niettegenstaande dat het wel degelijk mogelijk is dat u alhier enkele vrienden heeft, achten
wij dit aldus onvoldoende als een grond voor een verblijfsregularisatie. Hiermee samenhangend kunnen
wij stellen dat er absoluut geen sprake kan zijn van een schending van artikel 8 EVRM. De door u
voorgelegde getuigenverklaringen tonen niet aan dat de contacten die u in België heeft opgebouwd een
zodanige intensiteit hebben dat een verbreking van deze contacten als een schending van artikel 8
EVRM zou moeten beschouwd worden. De normale binding die ontstaat met België, enkel door een
verblijf hier te lande, is op zich niet voldoende om een schending van het recht op bescherming van het
privéleven aan te nemen. U toont niet concreet aan dat een privéleven enkel in België zou mogelijk zijn
en dat er ernstige en concrete hinderpalen zouden zijn die u zouden verhinderen een privéleven in uw
land van herkomst of elders op te bouwen of verder te zetten (infra).
Ook voor wat uw kennis van één der landstalen betreft legt u geen enkel bewijs voor. Zo legt u geen
bewijzen voor van eventueel gevolgde taallessen of andere. Het blijft bij loutere verklaringen die niet
gestaafd worden met enig bewijs. Ook voor wat uw zogenaamde ‘kansen op de arbeidsmarkt en de
uitgesproken wil om aan het werk te gaan’: dit wordt met geen enkel bewijs gestaafd. Zo legt u geen
arbeidsbelofte voor, noch kan u bewijzen voorleggen dat u daadwerkelijk kansen zou maken om in
België tewerkgesteld te worden. Nogmaals het betreft louter blote beweringen. Bov endien dienen wij op
te merken dat wij in het AD (woonstcontrole d.d. 29.11.2019 n.a.v. een aanvraag 9bis d.d. 26.09.2019
uitgevoerd door een politie-inspecteur) het volgende lezen: ‘Elle attend pour suivre des cours de
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI