Arrêt Nº259519 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 24/08/2021

Judgment Date24 août 2021
CourtIXde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number259519
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1
nr. 259 519 van 24 augustus 2021
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat M. DOUTREPONT
Haachtsesteenweg 55
1210 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Venezolaanse nationaliteit te zijn, op 9 maart 2021
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 24 februari 2021 tot
afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten - verzoeker om internationale bescherming.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 11 juni 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 29 juni 2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. MOONEN.
Gehoord de opmerkingen van advocaat A. HAEGEMAN, die loco advocaat M. DOUTREPONT
verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER
en T. BRICOUT verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 8 januari 2018 dient verzoeker een verzoek om internationale bescherming in.
Op 23 december 2019 weigert de commissaris-generaal voor de vluchtelingen de staatlozen (hierna de
CGVS) de toekenning van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus. Tegen
voormelde beslissing dient verzoeker hoger beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
(hierna de Raad) die bij arrest nr. 247 516 van 15 januari 2021 eveneens de vluchtelingenstatus en de
subsidiaire beschermingsstatus weigert toe te kennen.
RvV X - Pagina 2
Op 24 februari 2021 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris de beslissing tot afgifte van een
bevel om het grondgebied te verlaten verzoeker om internationale bescherming (bijlage 13quinquies).
Dit is de bestreden beslissing waarvan de motivering luidt als volgt:
In uitvoering van artikel 5273, §1 van de v/et van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de heer, die
verklaart te heten,
naam : R. A.
voornaam : A. R.
geboortedatum (…)1961
geboorteplaats San Cristobal
nationaliteit Venezuela
het bevel gegeven om het grondgebied van België te verlaten, evenals het grondgebied van de staten
die het Schengenacquis ten volle toepassen tenzij hij (zij) beschikt over de documenten die vereist zijn
om er zich naar toe te begeven REDEN VAN DE BESLISSING :
Op 23/12/2019 werd door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een
negatieve beslissing inzake het verzoek om internationale bescherming genomen en op 15/01/2021
werd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep tegen deze beslissing verworpen met
toepassing van artikel 39/2. § 1.1'. van de wet van 15 december 1980
Betrokkene bevindt zich in het geval van artikel 7. eerste lid. 1 ° van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen : hij verblijft in het Rijk zonder houder te zijn van de bij artikel 2 van deze wet vereiste
documenten, inderdaad, betrokkene is niet in het bezit van een geldig paspoort met geldig visum
In uitvoering van artikel 7, eerste lid. van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de betrokkene
bevel gegeven het grondgebied te verlaten binnen 30 (dertig) dagen.”
2. Onderzoek van het beroep
2.1.1. In een eerste middel voert verzoeker de schending aan van artikel 8 van het Europees Verdrag tot
Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: het EVRM), van de
artikelen 2, 7, eerste lid, 1° en 62 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de
Vreemdelingenwet), van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke
motivering van de bestuurshandelingen (hierna: de wet van 29 juli 1991), van de formele
motiveringsplicht, van het zorgvuldigheidsbeginsel en van “het algemeen beginsel van behoorlijk
bestuur”.
Ter adstruering van het middel zet verzoeker het volgende uiteen:
“Doordat verwerende partij geen zorgvuldig onderzoek van verzoekers privé- en gezinsleven in België,
waarvan zij nochtans kennis had, heeft verricht alvorens de bestreden beslissing te nemen;
Terwijl dat artikel 8 EVRM en de motiveringsplicht eisen dat dit zorgvuldig onderzoek wordt verricht;
Dat de bestreden beslissing zodoende de bepalingen en beginselen geviseerd in het middel schendt.
a) Toepasselijke bepalingen
(…)
b) Toepassing in casu
12. Onderhavig geval betreft een eerste toelating, zodat dient te worden onderzocht of de verwerende
partij een positieve verplichting had om het privé- en gezinsleven van verzoeker te eerbiedigen. Indien
uit deze belangenafweging blijkt dat verwerende partij een dergelijke positieve verplichting had, is artikel
8 van het EVRM in casu geschonden.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT