Arrêt Nº258651 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 26/07/2021

Judgment Date26 juillet 2021
CourtVIIIste KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number258651
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1 van 20
nr. 258 651 van 26 juli 2021
in de zaak RvV X / VIII
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat P. DELGRANGE
Haachtsesteenweg 55
1210 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie
DE WND. VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Kosovaarse nationaliteit te zijn, op 31 2021 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissingen van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 15 februari 2021 tot
weigering van verlenging van een tijdelijk toegekende verblijfsmachtiging op grond van artikel 9ter van
de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en
de verwijdering van vreemdelingen en tot afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage
13).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 22 april 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 19 mei 2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken I. CORNELIS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat P. DELGRANGE, die verschijnt voor de verzoekende partij en
van advocaat T. SCHREURS, die loco advocaat E. MATTERNE verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Verzoeker verklaart op 15 mei 2017 het Belgische grondgebied te hebben betreden en dient op 18
mei 2017 een verzoek om internationale bescherming in. Op 24 juli 2017 weigert de commissaris-
generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen het verzoek in overweging te nemen.
1.2. Verzoeker dient op 13 november 2017 een aanvraag in om te worden gemachtigd tot een verblijf
van meer dan drie maanden in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet). Op 9 januari 2018 wordt verzoeker tijdelijk, dit is voor
RvV X - Pagina 2 van 20
twaalf maanden, gemachtigd tot een verblijf op grond van dit wetsartikel. Hij wordt ervan op de hoogte
gebracht dat hij, voor een verlenging van de verblijfsmachtiging, ten laatste één maand voor de
vervaldatum van zijn verblijfsvergunning onder meer een recent standaard medisch getuigschrift moet
overmaken, evenals eventuele andere medische rapporten die de evolutie van de ziekte en de graad
van ernst ervan alsook de noodzakelijke behandeling preciseren.
1.3. Verzoeker vraagt op 16 januari 2019 de verlenging van de tijdelijk toegekende verblijfsmachtiging
op medische gronden. Deze wordt hem op 13 maart 2019 toegestaan, ditmaal voor de duur van twee
jaar, ofwel tot 22 januari 2021. Hij wordt er opnieuw van op de hoogte gebracht dat hij, voor een
verlenging van de verblijfsmachtiging, ten laatste één maand voor de vervaldatum van zijn verblijfsver-
gunning onder meer een recent standaard medisch getuigschrift moet overmaken, alsook eventuele
andere medische rapporten die de evolutie van de ziekte en de graad van ernst ervan alsook de
noodzakelijke behandeling preciseren.
1.4. Verzoeker vraagt op 27 januari 2021 een nieuwe verlenging van de tijdelijk toegekende verblijfs-
machtiging op medische gronden. De gevraagde verlenging wordt op 15 februari 2021 door de
gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie geweigerd. Dit is de eerste bestreden
beslissing, die is gemotiveerd als volgt:
Onder verwijzing naar de aanvraag die op datum van 22/01/2021 bij onze diensten werd ingediend tot
verlenging van de machtiging tot voorlopig verblijf, voordien toegestaan in toepassing van artikel 9ter
van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen, ingesteld door artikel 5 van de wet van 15 september 2006 tot
wijziging van de wet van 15 december 1980, en in toepassing van artikel 13 van de wet van 15
december 1980, gewijzigd door artikel 12 van de wet van 15 september 2006, deel ik u mee dat,
overeenkomstig artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 17 mei 2007 (B.S. 31/05/2007) en art. 13 §3,2°
van de wet van 15 december 1980, aan dit verzoek tot verblijfsverlenging geen gunstig gevolg kan
worden gegeven.
Overwegende dat een aanvraag tot verblijfsmachtiging bij onze diensten werd ingediend op basis van
genoemd artikel 9ter op 13/11/2017. Dat dit verzoek door onze diensten op 09/01/2018 gegrond werd
verklaard waarna men in het bezit werd gesteld van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingen-
register, dit BIVR mag niet langer verlengd worden.
Reden :
Overwegende dat na onderzoek door onze arts-adviseur (zie gesloten omslag, verslag dd. 12/02/2021),
zij concludeerde dat de medische elementen die aangehaald werden door betrokkene niet weerhouden
kunnen worden.
Overwegende dat evenwel de omstandigheden op grond waarvan de machtiging oorspronkelijk werd
toegestaan niet langer bestaan, of dat deze zodanig zijn gewijzigd dat de machtiging niet langer nodig is
(artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 17 mei 2007 (B.S. 31/05/2007) tot vaststelling van de
uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december
1980), waarbij werd nagegaan of de verandering van deze omstandigheden een voldoende ingrijpend
en niet-voorbijgaand karakter heeft.
Dat derhalve, gezien hoger gemaakte vaststellingen, het niet langer blijkt
1) dat betrokkene lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit,
of
2) dat betrokkene lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende
behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in het land van herkomst of het land waar de
betrokkene gewoonlijk verblijft.
Het advies van een arts-adviseur van 12 februari 2021 waarnaar in de eerste bestreden beslissing wordt
verwezen en dat verzoeker samen met deze beslissing ter kennis wordt gebracht, en dat bijgevolg kan
worden geacht integraal deel uit te maken van de motivering van de beslissing, luidt als volgt:
“Graag kom ik terug op uw vraag tot herevaluatie van het medisch dossier voorgelegd door voornoemde
persoon in het kader van een aanvraag tot verlenging van de verblijfsmachtiging.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT