Arrêt Nº251749 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 26/03/2021

Judgment Date26 mars 2021
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number251749
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1
nr. 251 749 van 26 maart 2021
in de zaak RvV X/ II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat A. EL MOUDEN
Emiel Banningstraat 6
2000 ANTWERPEN
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Marokkaanse nationaliteit te zijn, op
30 november 2020 heeft ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de bes lissing van de
gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 22 oktober 2020 tot het opleggen van
een inreisverbod (bijlage 13sexies).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 4 december 2021 met
refertenummer X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 15 januari 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
12 februari 2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. VERMANDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat E. RAHOU, die loco advocaat A. EL MOUDEN verschijnt voor
de verzoekende partij, en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER & T.
BRICOUT verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Op 14 augustus 2020 dient de verzoekende partij een aanvraag in voor een verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, in functie van haar neef van Spaanse nationaliteit.
RvV X - Pagina 2
1.2. Op 22 oktober 2020 neemt de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie een
beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te
verlaten.
1.3. Op 22 oktober 2020 neemt de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie een
beslissing houdende een inreisverbod. Dit is de bestreden beslissing waarvan de motieven luiden als
volgt:
Aan Mevrouw, die verklaart te heten:
(…)
In voorkomend geval, alias:
wordt een inreisverbod voor 3 jaar opgelegd voor het volledige Schengengrondgebied.
Wanneer betrokkene evenwel in het bezit is van een geldige verblijfstitel afgeleverd door één van de
lidstaten, dan geldt dit inreisverbod enkel voor het grondgebied van België.
De beslissing tot verwijdering van 22.10.2020 gaat gepaard met dit inreisverbod.
REDEN VAN DE BESLISSING:
Het inreisverbod wordt afgegeven in toepassing van het hierna vermelde artikel van de wet van 15
december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering
van vreemdelingen en op grond van volgende feiten:
Artikel 74/11, §1, tweede lid, de beslissing tot verwijdering gaat gepaard met een inreisverbod omdat:
x 1° voor het vrijwillig vertrek geen enkele termijn is toegestaan en/of;
er bestaat een risico op onderduiken:
6° Betrokkene heeft onmiddellijk na de beslissing weigering verblijf en verwijderingsmaatregel een
nieuwe verblijfsaanvraag ingediend.
Betrokkene diende 9 keer vlak na elkaar een gezinshereniging aan op basis van artikel 47/1, 2° met
haar aangehaalde neef R.K.M. (…). De eerste drie aanvragen, ingediend op 11.09.2015, 20.05.2016,
30.12.2016, 27.09.2017, 08.06.2018, 13.12.2018, 03.07.2019 en 04.02.20201.09.2015, 20.05.2016,
30.12.2016, 27.09.2017, 08.06.2018, 13.12.2018, 03.07.2019 en 04.02.2020, werden geweigerd op
10.03.2016, 18.11.2016, 12.06.2017, 23.03.2018, 07.12.2018, 12.06.2019, 22.10.2019 en 24.07.2020.
Enkel tegen de eerste weigering van 10.03.2016 ging betrokkene in beroep, beroep dat op 26.09.2016
door de RVV ongegrond werd verklaard. Tegen de zeven volgende weigeringen ging betrokkene zelfs
niet in beroep. Op 14.08.2020 diende betrokkene een negende aanvraag gezinshereniging in op basis
van artikel 47/1, 2° met dezelfde referentiepersoon.
Betrokkene misbruikt de procedure van art 47/2 van de wet van 15.12.1980 louter om, via een andere
weg, een verblijfsrechtelijk voordeel te verkrijgen, aldus tegen de finaliteit van de vreemdelingenwet in
Reden waarom haar een inreisverbod werd opgelegd.
drie jaar
Om de volgende reden(en) gaat het bevel gepaard met een inreisverbod van drie jaar:
Betrokkene diende 9 keer vlak na elkaar een gezinshereniging aan op basis van artikel 47/1, 2° met
haar aangehaalde neef R.K.M. (…). De eerste drie aanvragen, ingediend op 11.09.2015, 20.05.2016,
30.12.2016, 27.09.2017, 08.06.2018, 13.12.2018, 03.07.2019 en 04.02.20201.09.2015, 20.05.2016,
30.12.2016, 27.09.2017, 08.06.2018, 13.12.2018, 03.07.2019 en 04.02.2020, werden geweigerd op
10.03.2016, 18.11.2016, 12.06.2017, 23.03.2018, 07.12.2018, 12.06.2019, 22.10.2019 en 24.07.2020.
Enkel tegen de eerste weigering van 10.03.2016 ging betrokkene in beroep, beroep dat op 26.09.2016
door de RVV ongegrond werd verklaard. Tegen de zeven volgende weigeringen ging betrokkene zelfs
niet in beroep. Op 14.08.2020 diende betrokkene een negende aanvraag gezinshereniging in op basis
van artikel 47/1, 2° met dezelfde referentiepersoon.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT