Arrêt Nº251748 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 26/03/2021

Judgment Date26 mars 2021
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number251748
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1
nr. 251 748 van 26 maart 2021
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat S. HOOYBERGHS
Azalealaan 25
2300 TURNHOUT
tegen:
de gemeente RAVELS, vertegenwoordigd door de Burgemeester.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Surinaamse nationaliteit te zijn, op 10 december 2020
heeft ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de Burgemeester van de
gemeente Ravels van 3 november 2020 tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden (bijlage
20).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 15 januari 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 12 februari
2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. VERMANDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat S. HOOYBERGHS, die verschijnt voor de verzoekende partij,
en van mevrouw P. CEUSTERS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Op 23 juli 2020 dient de verzoekende partij een aanvraag in voor een verblijfskaart van een ander
familielid van een burger van de Unie, in het kader van een duurzame relatie met haar partner J.R.
1.2. Op 3 november 2020 neemt de burgemeester van de gemeente Ravels een beslissing tot weigering
van verblijf van meer dan drie maanden. Dit is de bestreden beslissing waarvan de motieven luiden als
volgt:
In uitvoering van artikel, gelezen in combinatie met artikel 58, van het koninklijk besluit van 8 oktober
1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
RvV X - Pagina 2
vreemdelingen, wordt de aanvraag voor een verblijfskaart van een familielid van een burger van de
Unie, die op 23/07/2020 werd ingediend door:
(…)
om de volgende reden geweigerd :
De betrokkene heeft niet binnen de gestelde termijn aangetoond dat hij/zij zich in de voorwaarden
bevindt om te genieten van het recht op verblijf van meer dan drie maanden, in de hoedanigheid van
burger van de Unie.
□ De betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van
meer dan drie maanden, in de hoedanigheid van burger van de Unie :
X De betrokkene heeft niet binnen de gestelde termijn aangetoond dat hij/zij zich in de voorwaarden
bevindt om te genieten van het recht op verblijf van meer dan drie maanden, in de hoedanigheid van
familielid van een burger van de Unie of van ander familielid van een burger van de Unie;
heeft geen paspoort met geldig inreisvisum voorgelegd op basis waarvan het recht op binnenkomst kan
worden erkend, overeenkomstig artikel 40bis, §4 en artikel 41, §2 van de wet van 15.12.1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen;
Gelet op het feit dat het verbijf van meer dan drie maanden aan betrokkene werd geweigerd en hij/zij
niet gemachtigd of toegelaten is tot verblijf op een andere basis dient de betrokkene het land te verlaten
binnen de 30 dagen, dit conform art. 52, §3 van het KB van 8 oktober 1981.
(…)
Gezien deze elementen kan het recht op verblijf niet worden toegestaan.
Aan de betrokkene wordt bevel gegeven het grondgebied van het Rijk te verlaten binnen 30 dagen.”
2. Over de rechtspleging
De verzoekende partij heef t binnen de in artikel 39/81, vierde lid van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) voorziene termijn van 8 dagen, de griffie in kennis
gesteld dat zij geen synthesememorie wenst neer te leggen. Met toepassing van artikel 39/81, laatste lid
van voormelde wet wordt de procedure voortgezet overeenkomstig het eerste lid.
3. Onderzoek van het beroep
3.1. Met betrekking tot de beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden
3.1.1. In een eerste middel voert de verzoekende partij de schending aan van de artikelen 40bis; 41, §2
en 47/2 van de Vreemdelingenwet, van de artikelen 47 en 52 van het koninklijk besluit van 8 oktober
1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna: het Vreemdelingenbesluit) en van de materiële motiveringsplicht als algemeen
beginsel van behoorlijk bestuur.
3.1.1.1. De verzoekende partij licht haar eerste middel toe als volgt:
“Eerste onderdeel
De aanvraag die verzoeker op 23 juli 2020 indiende tot het bekomen van een verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, gebeurde in functie van zijn Nederlandse feitelijke partner
mevrouw R.J. (…), als partner in het kader van een duurzame relatie, dit in toepassing van artikel 47/1,
1° van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna vermeld als ‘vreemdelingenwet’).
Verzoeker legde hierbij zijn origineel paspoort voor dat geldig is van 21 juni 2019 tot 21 juni 2024. (stuk
5)

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT