Arrêt Nº153727 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/09/2015

Judgment Date30 septembre 2015
CourtVIIIste KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number153727
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1 van 25
nr. 153 727 van 30 september 2015
in de zaak RvV X / VIII
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
X
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie
en Administratieve Vereenvoudiging.
DE WND. VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Chinese nationaliteit te zijn, op 26 december 2014
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie en Administratieve
Vereenvoudiging van 4 december 2014 tot afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten
asielzoeker (bijlage 13quinquies).
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 16 juli 2015, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 19 augustus 2015.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat C. VERKEYN, die loco advocaat S. MICHOLT verschijnt voor
de verzoekende partij en van attaché B. BEULS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
De verzoekende partij, die verklaart van Tibetaanse origine te zijn, komt op 10 september 2013 België
binnen en dient op 11 september 2013 een asielaanvraag in.
Op 1 december 2014 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen de
beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en tot weigering van de subsidiaire beschermings-
status. Tegen voormelde beslissing wordt beroep aangetekend bij de Raad voor Vreemdelingen-
betwistingen (hierna: de Raad). Bij arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 13 april
2015 met nummer 143 062 wordt de verzoekende partij zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire
beschermingsstatus geweigerd.
RvV X - Pagina 2 van 25
Op 4 december 2014 neemt de gemachtigde van de bevoegde staatssecretaris de beslissing tot afgifte
van een bevel om het grondgebied te verlaten asielzoeker (bijlage 13quinquies). Dit is de bestreden
beslissing:
Op 01/12/2014 werd door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een
beslissing van weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire
beschermingsstatus genomen
Betrokkene bevindt zich in het geval van artikel 7, eerste lid, 1° van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen : hij verblijft in het Rijk zonder houder te zijn van de bij artikel 2 van deze wet vereiste
documenten, inderdaad, betrokkene is niet in het bezit van een geldig paspoort met geldig visum.
In uitvoering van artikel 7, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de betrokkene
bevel gegeven het grondgebied te verlaten binnen 30 (dertig) dagen.
2. Over de ontvankelijkheid
2.1.1. Ter terechtzitting deelt de verwerende partij mee dat de verzoekende partij op 7 mei 2015 een
nieuwe asielaanvraag heeft ingediend. Op 28 mei 2015 neemt de commissaris-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen de beslissing tot niet inoverwegingname van de aanvraag. Op 3 juni
2015 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris de beslissing tot afgifte van een bevel om het
grondgebied te verlaten asielzoeker. Volgens de verwerende partij werd het bevel om het grondgebied
te verlaten asielzoeker op 8 juni per post aan de verzoekende partij ter kennis gebracht. Om dit te
bewijzen toont de verwerende partij een uittreksel uit het rijksregister. De verwerende partij meent dat
de beroepstermijn verlopen is, en stelt vast dat de verzoekende partij geen beroep heeft aangetekend
tegen het bevel om het grondgebied te verlaten van 3 juni 2015. Bijgevolg meent de verwerende partij
dat de beslissing van 3 juni 2015 definitief is geworden, en dat de nietigverklaring van de huidige
bestreden beslissing de verzoekende partij geen voordeel kan opleveren.
2.1.2. De Raad stelt vast dat de verwerende partij geen sluitend bewijs neerlegt dat het bevel om het
grondgebied te verlaten van 3 juni 2015 op correcte wijze werd betekend waardoor de beroepstermijn
verlopen is zonder dat de verzoekende partij beroep heeft aangetekend. Uit voormeld document dat ter
terechtzitting wordt getoond, blijkt echter niet dat de beslissing van 3 juni 2015 naar het correct adres
werd verstuurd. Bijgevolg kan er niet redelijkerwijze worden verondersteld dat de verzoekende partij het
nieuwe bevel om het grondgebied te verlaten heeft ontvangen en dat de beroepstermijn reeds verlopen
is.
De exceptie van gebrek aan belang wordt verworpen.
2.2.1. De verwerende partij werpt in haar nota met opmerkingen een exceptie op van niet-ontvankelijk-
heid van het beroep wegens gebrek aan het rechtens vereiste belang. De verwerende partij wijst erop
dat zij bij de afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten op grond van artikel 7, eerste lid, 1°
van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) niet over een discretionaire
bevoegdheid beschikt. Zij stelt dat de vernietiging van het bestreden bevel om het grondgebied te
verlaten de verzoekende partij dan ook geen voordeel kan opleveren omdat zij haar krachtens artikel 7,
eerste lid, 1° van de Vreemdelingenwet opnieuw een bevel zal moeten afleveren. Voorts stelt de
verwerende partij dat de verzoekende partij een beroep heeft ingediend tegen de beslissing van de
commissaris-generaal, waardoor zij recht heeft op een bijlage 35 en de bestreden beslissing op het
moment dat de nota met opmerkingen ingediend werd niet uitvoerbaar is. Volgens de verwerende partij
heeft de grief van de verzoekende partij betrekking op de uitvoering van het bevel om het grondgebied
te verlaten en bijgevolg kan deze niet leiden tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing.
2.2.2. De Raad stelt evenwel vast dat de verzoekende partij betwist dat toepassing kon worden gemaakt
van artikel 7, eerste lid, 1° van de Vreemdelingenwet. Daarenboven voert de verzoekende partij de
schending aan van artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens
en de Fundamentele Vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij de wet
van 13 mei 1955 (hierna: het EVRM), verdragsbepaling die primeert op de door de verwerende partij
ingeroepen wetsbepaling. Door te stellen van oordeel te zijn dat de verzoekende partij geen schending

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT