Arrêt Nº133438 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 19/11/2014

Judgment Date19 novembre 2014
CourtIVde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number133438
Procedure TypePlein contentieux
RvV X - Pagina 1
nr.
133 438
van
19
november 2014
in de zaak RvV X / IV
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
X
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Kirgizische nationaliteit te zijn, op 2 mei2014 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
2 april 2014.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 20 mei 2014 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 11 juni 2014.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. BONTE.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat H. CHATCHATRIAN loco
advocaat J. BAELDE en van attaché B. VANDENHAUTE, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De bestreden beslissing luidt als volgt:
A. Feitenrelaas
U bent een Kirgizisch staatsburger van Oezbeekse origine.
U was werkzaam op een militaire basis nabij Bishkek als zelfstandig expediteur. Uw moeder N.K. (O.V.
X werkte op dezelfde basis als hoofd van een magazijn.
In april 2010 vielen burgers de militaire basis aan en plunderden de magazijnen.
Uw moeder en u werden later beschuldigd van die aanval en van betrokkenheid bij de 'Islamitische
Beweging van Oezbekistan' (IMU).
Enkele dagen na de aanval kwamen medewerkers van de SNB naar uw woning en namen u mee voor
ondervraging. U werd ondervraagd over uw moeder en IMU en daarna vrijgelaten. Uw moeder werd
door de SNB vastgehouden en pas na drie dagen vrijgelaten.
Daarna begon een revisie van de magazijnen. Na de revisie werden u en uw moeder ontslagen.
RvV X - Pagina 2
Op 25 mei 2010 werd in de woning van uw moeder een huiszoeking verricht en uw moeder werd
meegenomen.
Op 26 mei 2010 werd u opnieuw ondervraagd. U werd vrijgelaten na ondertekening van een
uitreisverbod en u moest een avondklok respecteren.
Op 22 juni 2010 kwamen twee politieagenten naar u toe. U werd meegenomen naar het botanisch park.
De agenten wilden dat u een bekentenis zou schrijven. Toen u weigerde werd u geslagen en
verkracht. Toen er werd gedreigd u te arresteren en uw kind naar een weeshuis te sturen, ondertekende
u de gevraagde documenten.
Hierna trok u in bij een vriendin in Karabalta, waar uw broer ook verbleef.
Op 30 augustus werd uw moeder vrijgelaten. Zij vertelde dat ze gemarteld werd en dat ook zij
bekentenissen ondertekend had.
Jullie besloten dan het land te verlaten.
Op 3 september 2010 vertrok u samen met uw minderjarige dochter K., uw broer en uw moeder naar
Almaty, Kazachstan.
Vandaar reisden jullie naar Volgograd, Russische Federatie, waar jullie een advocaat raadpleegden.
Deze advocaat contacteerde de Kirgizische autoriteiten en verkreeg de informatie dat er door de SNB
een strafrechtelijke zaak tegen jullie was opgestart.
Omdat deze advocaat jullie niet verder wou helpen, reisden jullie door naar Nikolayev, Oekraïne.
Daar wendde uw moeder zich tot een advocaat die voor jullie een verblijfsstatus als vluchteling
aanvroeg, maar omdat jullie geen internationaal paspoort konden voorleggen, werd de aanvraag
geweigerd.
Jullie reisden vervolgens verder naar België en vroegen daar op 11 oktober 2010 asiel aan.
Op 25 februari 2013 werd u en uw moeder door het Commissariaat-generaal een beslissing tot
weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus betekend.
Deze beslissingen werden evenwel ingetrokken door het Commissariaat-generaal op 12 april 2013.
B. Motivering
Uit uw verklaringen blijkt dat uw asielmotieven onlosmakelijk verbonden zijn met de motieven die
door uw moeder N.K. (O.V. 6.702.519) ter staving van haar asielaanvraag werden ingeroepen (CGVS I,
p. 4-9; CGVS II, p. 3-9).
In het kader van de asielaanvraag van uw moeder werd een beslissing van weigering van de
vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus genomen omwille van een
vastgesteld gebrek aan geloofwaardigheid.
Aldus kan in hoofde van u evenmin besloten worden tot het bestaan van een gegronde vrees voor
vervolging in de zin van de Conventie van Genève of een reëel risico op het lijden van ernstige schade
zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming.
De motivering in de beslissing van uw moeder luidt als volgt:
"Uit de informatie waarover het Commissariaat-generaal beschikt en waarvan een kopie bij
uw administratieve dossier is gevoegd, blijkt dat in het noorden van Kirgizië, waar u vandaan komt,
geen sprake was van grootschalige interetnische clashes tussen Kirgiezen en Oezbeken zoals deze in
Osj en Djalalabad in juni 2010. Hoewel ook in het noorden een nationalistisch gevoel leeft, wat op
individueel niveau kan uitmonden in daden van vervolging, heeft dit niet geleid, noch leidt dit actueel
tot systematisch, aanhoudend of grootschalig geweld ten aanzien van Oezbeken.
Daarom kunnen de loutere Oezbeekse origine en de herkomst uit Kirgizië op zich niet volstaan voor de
toekenning van het statuut van vluchteling zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie.
Gelet op bovenstaande elementen is een individuele beoordeling van de vraag naar bescherming
dan ook noodzakelijk.
Uit uw verklaring blijkt dat u uw land van herkomst hebt verlaten, omdat u in uw woonplaats in
Kirgizië problemen kende met de autoriteiten, omdat zij u ervan beschuldigden verantwoordelijk te zijn
geweest voor een inval in de militaire basis waar u tewerk gesteld was en waarbij de magazijnen
geplunderd werden, alsook van banden te hebben met de ‘Islamitische Beweging van Oezbekistan’
(IMU).
U bent er echter niet in geslaagd uw asielrelaas aannemelijk te maken.
Vooreerst wordt de geloofwaardigheid van uw asielrelaas ondermijnd, daar enkele
tegenstrijdigheden werden opgemerkt tussen uw onderlinge verklaringen die betrekking hebben op de
kern van uw asielrelaas.
Zo verklaarde u aanvankelijk op de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) dat u op 20 mei 2010 werd
ontslagen en ‘uw zaak’ toen werd doorgegeven aan de onderzoeker van de
Kirgizische Staatsveiligheidsdienst (SNB), N.A., waarna u op 25 mei 2010 werd aangehouden
en vervolgens drie maanden werd vastgehouden door de SNB (DVZ, vragenlijst, vraag 3.5).
Tijdens uw eerste gehoor op het Commissariaat-generaal verklaarde u daarentegen tot drie keer toe dat
u op 24 mei 2010 werd ontslagen door kolonel S.B., die u tevens vertelde dat uw zaak

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT