Arrêt Nº127324 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 23/07/2014
Court | IVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen) |
Writing for the Court | VERMANDER N. |
Judgment Date | 23 juillet 2014 |
Procedure Type | Plein contentieux |
Judgement Number | 127324 |
RvV X - Pagina 1
nr.
127 324
van
23 juli
2014
in de zaak RvV X / IV
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
X
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Noord-Koreaanse nationaliteit te zijn, op
26 maart 2014 heeft ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen
en de staatlozen van 26 februari 2014.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 26 mei 2014 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 13 juni 2014.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. VERMANDER.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat H. VERVENNE en van attaché
C. MISSEGHERS , die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker, die verklaart van Noord Koreaanse nationaliteit te zijn, is volgens zijn verklaringen het
Rijk binnengekomen op 1 januari 2010 en heeft op 18 september 2012 een derde asielaanvraag
ingediend.
1.2. Nadat een vragenlijst werd ingevuld en ondertekend, werd het dossier van verzoeker op 2 oktober
2012 door de Dienst Vreemdelingenzaken overgemaakt aan het Commissariaat-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen, waar verzoeker werd gehoord op 29 november 2012, 10 juni 2013 en 14
november 2013.
1.3. Op 26 februari 2014 nam de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen de
beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus.
Deze beslissing werd dezelfde dag aangetekend verzonden.
RvV X - Pagina 2
De bestreden beslissing luidt als volgt:
“A. Feitenrelaas
Volgens uw verklaringen bezit u de Noord-Koreaanse nationaliteit en bent u afkomstig uit het
district Pongchon, provincie Huanghaebukdo. U woonde sinds uw kindertijd echter al in Pyongyang
stad. Uw vader was lid van de arbeiderspartij en behaalde de militaire graad van “jungjwa” (luitenant-
kolonel). Later startte hij een loopbaan in de organisatie van de arbeiderspartij. Uw vader was werkzaam
voor het Secretary Station Department van het Nationale Defensie Comité in Noord-Korea. Uw moeder
was eveneens lid van de arbeiderspartij. Zij werkte als assistent-directrice binnen het departement
handel. Uw jongere broer studeerde aan de Buitenlandse Talen Universiteit in Pyongyang. U was lid van
de arbeiderspartij. U zelf studeerde af aan de Kim Ch’eak Luchtmacht universiteit in Chongjin. U
behaalde de militaire rang van “chungwi” (luitenant). U werd eerst tewerkgesteld op de militaire
luchthaven van de provincie Kangwon op de dienst van de luchtverkeercontrole. Nadien werd u
overgeplaatst op de dienst “chamobu” in Hamhung. U werd ingezet ter voorbereiding van militaire
operaties. Na enkele maanden kon u in 2008 aan de slag in het “departement nummer 75” van de
chamobu, waarbij u buitenlandse geheime missies volbracht om zo buitenlandse valuta te bemachtigen
voor het Noord-Koreaanse regime. U werkte er ongeveer een jaar. Onder valse identiteiten voerde u
handelsmissies uit naar diverse landen. Zo reisde u naar China, Rusland en Japan. U was ook
betrokken bij de Noord-Koreaanse wapenhandel. Ook importeerde u tweedehandswagens, elektrische
apparaten en andere produkten. In april 2009 keerde u van uw laatste handelsmissie in Japan terug
naar Noord-Korea. In Chongjin verkreeg u het bericht van uw moeder dat uw vader werd opgepakt door
de Noord-Koreaanse veiligheidsdiensten en in vooronderzoek werd geplaatst in afwachting van
een rechtszaak. U vermoedt dat uw vader het slachtoffer werd van een politieke afrekening binnen
de arbeiderspartij. Uit vrees voor directe repercussies op uw eigen veiligheid in Noord-Korea, besloot u
te vluchten. Vanuit het dorp Unggi nam u de trein naar Hasan. U dook enkele weken onder in
het Russische Vladivostok alvorens verder te reizen naar Moskou. U reisde per vrachtwagen naar Wit-
Rusland en vervolgens naar Duitsland. U reisde verder naar Nederland, waar u ongeveer drie maanden
verbleef. U besloot hierna naar Dinant in België te gaan. U arriveerde hier in januari 2010. Op 12 januari
2010 werd u bewusteloos aangetroffen langd de kant van de weg in Spontin. U kon zich niet herinneren
wat er gebeurde. U werd gehospitaliseerd tot 16 januari 2010. U diende hier op 11 oktober 2010 een
eerste asielaanvraag in.
Het CGVS nam op 25 augustus 2011 een beslissing van weigering van de vluchtelingenstatus
en weigering van de status van subsidiaire bescherming. U diende beroep in bij de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) dat op 27 januari 2012 de weigeringsbeslissing bevestigde. U
diende geen cassatieberoep in bij de Raad van State.
Zonder naar uw land van herkomst terug te keren diende u op 20 februari 2012 een
nieuwe asielaanvraag in. U vreest nog steeds vervolgd te worden omdat u Noord-Korea verliet en dit
als landverraad wordt gezien. U verklaarde ook nog steeds geheugenproblemen te hebben. De
Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) nam op 23 februari 2012 de beslissing deze asielaanvraag niet
in overweging te nemen.
Op 18 september 2012 diende u hier een derde asielaanvraag in op basis van dezelfde elementen.
U kan niet terug naar Noord-Korea. U verklaarde nooit naar Zuid-Korea te zijn geweest en niet
te beschikken over de Zuid-Koreaanse nationaliteit.
Ter staving van uw derde asielaanvraag legde u op het CGVS een Noord-Koreaans uitreispasje,
een schriftelijke tussenkomst van het Belgische Comité voor Hulp aan de Vluchtelingen dd. 29
augustus 2012, een brief van Dhr. (H.L.), een schriftelijke verklaring door u zelf geschreven en
enkele medische verslagen neer.
B. Motivering
Na het gehoor door het Commissariaat-generaal dient te worden vastgesteld dat u er niet in
geslaagd bent een gegronde vrees voor vervolging zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie of een
reëel risico op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming
aannemelijk te maken en wel om volgende redenen.
Vooreerst dient benadrukt te worden dat uw eerste asielaanvraag door het CGVS werden
afgesloten met een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de status van
subsidiaire bescherming omdat de geloofwaardigheid van uw asielaanvraag op wezenlijke wijze
ondermijnd werd en de door u aangebrachte feiten of redenen niet als bewezen werden beschouwd.
Deze beslissing en beoordeling werd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevestigd. U
diende geen cassatieberoep in bij de Raad van State. Bijgevolg resten er u geen beroepsmogelijkheden
meer met betrekking tot uw eerste asielaanvraag en staat de beoordeling ervan vast. Uw tweede
asielaanvraag nam DVZ niet in overweging omdat er geen elementen waren die de eerder genomen
beslissing in positieve zin konden wijzigen en er geen ernstige aanwijzingen waren van het bestaan van
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI