Arrest nr. 159/2002 van 6 november 2002 Rolnummer 2283 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 4° en 5°, en 38 van het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de

Arrest nr. 159/2002 van 6 november 2002

Rolnummer 2283

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 4° en 5°, en 38 van het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, ingesteld door de intercommunales Ipalle, Intradel, I.C.D.I. en I.B.W.

Het Arbitragehof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 oktober 2001 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 oktober 2001, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2, 4° en 5°, en 38 van het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 mei 2001), door de intercommunale coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ipalle, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 7503 Froyennes, Chemin de l'Eau Vive 1, de intercommunale coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intradel, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 4040 Herstal, Port de Herstal, Pré Wigi, de « Association intercommunale pour la collecte et la destruction des immondices de la région de Charleroi », waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 6001 Charleroi, rue de la Vieille place 51, en de « Société coopérative intercommunale du Brabant wallon », waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1400 Nijvel, rue de la Religion 10.

  2. De rechtspleging

    Bij beschikking van 31 oktober 2001 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

    De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

    Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 25 januari 2002 ter post aangetekende brieven.

    Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 2002.

    Bij beschikking van 5 maart 2002 heeft de voorzitter in functie, naar aanleiding van het verzoek van de Waalse Regering van 4 maart 2002, de termijn voor het indienen van een memorie verlengd met twintig dagen.

    Van die beschikking is kennisgegeven aan de Waalse Regering bij op 5 maart 2002 ter post aangetekende brief.

    De Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, heeft een memorie ingediend bij op 28 maart 2002 ter post aangetekende brief.

    Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 17 april 2002 ter post aangetekende brieven.

    De verzoekende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend bij op 21 mei 2002 ter post aangetekende brief.

    Bij beschikking van 27 maart 2002 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 30 oktober 2002.

    Bij beschikking van 6 juni 2002 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 27 juni 2002, na de partijen te hebben verzocht zich ter terechtzitting nader te verklaren over de volgende vraag : « Wordt, bij de berekening van de hoeveelheid koolstofdioxide die wordt uitgestoten door een hybridisch productieprocédé - zoals de verbranding van afvalstoffen -, het gedeelte koolstofdioxide dat door de verbranding van het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen wordt aangemaakt, voor de toepassing van artikel 2, 5°, van het decreet afgetrokken van de totale hoeveelheid uitgestoten koolstofdioxide ? »

    Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 11 juni 2002 ter post aangetekende brieven.

    Op de openbare terechtzitting van 27 juni 2002 :

    - zijn verschenen :

    . Mr. P. Boucquey loco Mr. E. Gillet, advocaten bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen;

    . Mr. J. Sambon, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Waalse Regering;

    - hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en L. Lavrysen verslag uitgebracht;

    - zijn de voornoemde advocaten gehoord;

    - is de zaak in beraad genomen.

    De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

  3. In rechte

    - A -

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    A.1.1. De verzoeksters zijn van oordeel dat zij over het rechtens vereiste belang beschikken om voor het Hof in rechte te treden, aangezien zij alle vier in Wallonië elektriciteit produceren door de verbranding van het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen. Hun situatie wordt rechtstreeks en ongunstig geraakt door de bestreden bepalingen die, volgens sommige interpretaties van de opstellers ervan, hen volledig uitsluiten uit de categorie milieuvriendelijke elektriciteit geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen. De gevolgen van die uitsluiting zijn voor hen bijzonder ongunstig, in zoverre zij de financiële steunmaatregelen waarin het decreet voorziet, niet zullen genieten, zij geen milieuvriendelijke getuigschriften zullen ontvangen en zij in geval van congestie van het net het prioriteitsrecht niet zouden kunnen genieten, wat op een productieverlies zou neerkomen.

    A.1.2. De Waalse Regering meent dat bij gebreke van nauwkeurige informatie omtrent het aannemen van de statuten van de verzoeksters met naleving van de wetsbepalingen, de aanwijzing van de organen van die rechtspersonen en de naleving van de regels betreffende de bekendmaking van die aanwijzing, alsook omtrent het bestaan van een adequate beraadslaging binnen het bevoegde orgaan, het niet mogelijk is te bepalen of het beroep van de vier verzoekende vennootschappen ontvankelijk is.

    A.1.3. Als bijlage bij de memorie van antwoord delen de verzoekende partijen aan het Hof de stukken mede, die aantonen dat zij hun verzoekschrift met naleving van alle van kracht zijnde wettelijke en statutaire procedures en vormvoorschriften hebben ingediend.

    A.1.4. De Waalse Regering stelt zich vervolgens vragen bij de rechtmatigheid van het belang om in rechte te treden waarop zij zich beroepen, aangezien hun statuten, waarin hun maatschappelijk doel wordt omschreven als betrekking hebbende op de afvalstoffenverwerking, zijnde de verwijdering, het ophalen, de exploitatie van stortplaatsen en het recycleren van afvalstoffen, hen geenszins ertoe machtigen elektriciteit te produceren.

    A.1.5. De verzoekende partijen antwoorden dat, hoewel de elektriciteitsproductie niet uitdrukkelijk in de bepalingen van hun statuten betreffende hun maatschappelijk doel wordt beoogd, die activiteit op impliciete, doch vaststaande wijze vervat ligt in de taken waarvan zij zich kwijten, aangezien de elektriciteitsproductie door verbranding van huishoudelijk afval een wijze van afvalstoffenverwerking vormt, dat wil zeggen een procédé waarbij die afvalstoffen als brandstof kunnen worden gebruikt om energie in de vorm van elektriciteit of warmte te produceren. Zij voegen daaraan toe dat de productie van elektriciteit op basis van dat procédé tevens een nuttige toepassing, een transformatie, een recyclage van afvalstoffen vormt, wat in hun statuten specifiek wordt beoogd. Ten slotte verduidelijken zij dat het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het Waalse Afvalstoffenplan alsook de richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval erin voorzien, en zelfs vereisen, dat de door verbranding aangemaakte warmte nuttig wordt toegepast, meer bepaald via de productie van elektriciteit of warmte.

    A.1.6. De Waalse Regering meent ten slotte dat bij lezing van de beroepen de draagwijdte ervan dient te worden beperkt tot artikel 2, 5°, en tot de tweede zin van het derde lid van paragraaf 2 van artikel 38.

    Eerste middel

    A.2.1. De verzoeksters leiden een eerste middel af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre uit de parlementaire voorbereiding volgt dat elektriciteit geproduceerd op basis van de verbranding van het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen niet kan worden beschouwd als milieuvriendelijke elektriciteit in de zin van artikel 2, 4° en 5°, van het decreet, of dat de verbranding van dat gedeelte geen procédé is dat een hernieuwbare energiebron in de zin van artikel 2, 4°, aanwendt, terwijl andere technieken voor elektriciteitsproductie op basis van het biologisch...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT