Arrêt Nº 44/2015. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2015-04-23
Date | 23 avril 2015 |
Docket Number | F-20150423-1 |
Court | Grondwettelijk Hof (Arbitragehof) |
LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN
GRONDWETTELIJK HOF
[2015/202268]
Uittreksel uit arrest nr. 44/2015 van 23 april 2015
Rolnummers : 5754, 5757, 5776 en 5799
In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 24 juni 2013 betreffende de
gemeentelijke administratieve sancties, ingesteld door de vzw «KinderrechtencoalitieVlaanderen », door de
vzw «Liga voor Mensenrechten »en de vzw «Ligue des Droits de l’Homme », door Luc Lamine en door het Algemeen
Christelijk Vakverbond en anderen.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe,
J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
wijst naberaad hetvolgende arrest :
I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging
a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 21 november 2013 ter post aangetekende brief en ter
griffieis ingekomen op 25 november 2013, heeft de vzw «Kinderrechtencoalitie Vlaanderen », vertegenwoordigd door
Christine Melkebeek, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke
administratieve sancties (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2013).
b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 november 2013 ter post aangetekende brief en ter
griffie is ingekomen op 27 november 2013, hebben de vzw «Liga voor Mensenrechten »en de vzw «Ligue des Droits
de l’Homme », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Pattyn, advocaat bij de balie te Brugge, beroep tot
vernietiging ingesteld van de voormelde wet.
c. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 december 2013 ter post aangetekende brief en ter
griffie is ingekomen op 20 december 2013, heeft Luc Lamine beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de
voormelde wet.
d. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 januari 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie
is ingekomen op 3 januari 2014, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de voormelde wet, door het
Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), Marc Leemans, Claude Rolin,
Rudy De Leeuw en Anne Demelenne, allen bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Buelens, advocaat bij de balie
te Antwerpen.
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5754, 5757, 5776 en 5799 van de rol van het Hof, werden
samengevoegd.
(...)
II. In rechte
(...)
Ten aanzien van de bestreden wet
B.1.1. De wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voert een op zichzelf staande
regeling in van de gemeentelijke administratieve sancties. Vóór de inwerkingtreding ervan, op 1 januari 2014, was die
regeling vervat in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet.
Dat artikel, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999, had tot doel de gemeenten in staat te stellen de overtredingen
van hun reglementen en verordeningen niet langer alleen strafrechtelijk, maar ook administratiefrechtelijkte bestraffen.
Daardoor wilde de wetgever het bestraffen van ongewenst gedrag en van kleinere vormen van overlast
vergemakkelijken en versnellen, waardoor de werklast van de strafgerechten zou worden verminderd(Parl. St., Kamer,
1998-1999, nr. 2031/1, pp. 2-3).
Latere wijzigingen van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet stelden de gemeenten in staat om
administratieve sancties op te leggen voor overtredingen en bepaalde wanbedrijven vermeld in het Strafwetboek,
alsook om onder bepaalde voorwaarden minderjarigen administratiefrechtelijk te bestraffen.
Artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, zoals vervangen bij artikel 46 van de bestreden wet, verwijst voortaan
naar de nieuwe, op zichzelf staande regeling :
«De gemeenteraad kan gemeentelijke administratieve straffen en sancties opleggen overeenkomstig de wet van
24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties».
B.1.2. De politiebevoegdheid van de gemeenten omvat, krachtens artikel 135, §2, tweede lid, 7
o
, van de Nieuwe
Gemeentewet, «het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle
vormen vanopenbare overlast ».
De omzendbrief OOP 30bis «aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van
gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de
jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet »en de
omzendbrief van 22 juli 2014 «waarbij uitleg wordt verschaft bij de nieuwe regelgeving aangaande de gemeentelijke
administratievesancties »bepalen dat «de openbare overlast [...] betrekking [heeft] op, voornamelijk individuele,
materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de
levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de
normale druk van het sociale leven overschrijdt ».
Naar het voorbeeld van het vroegere artikel 119bis,§1, van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt de bestredenwet dat
de gemeenteraad straffen of administratieve sancties kan bepalen voor de inbreuken op zijn reglementen en
verordeningen, tenzij voor dezelfde inbreuken door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, straffen of
administratieve sancties worden bepaald (artikel 2, §1). Daarbij wordt mogelijk gemaakt dat de politiereglementen van
meerdere gemeenten worden geharmoniseerd (artikel 2, §§ 2 en 4).
In afwijking van artikel 2, §1, kan de gemeenteraad in zijn reglementen of verordeningen ook in een
administratieve sanctie voorzien voor bepaalde inbreuken vermeld in het Strafwetboek en voor bepaalde inbreuken op
de verkeerswetgeving (artikel 3). Zij vormen de zogenaamde «gemengde »inbreuken.
36931
MONITEUR BELGE —26.06.2015 —BELGISCH STAATSBLAD
De parlementaire voorbereiding van de bestreden wet verduidelijkt dat de gemeenten vrij kunnen beslissen om
«het systeem vande gemeentelijke administratievesancties »al dan niet op hun grondgebied toe te passen (Parl. St.,
Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/001, p. 4).
De wet bepaalt vervolgens de sancties en de alternatieve maatregelen voor die sancties (artikelen 4 tot 13), voorziet
in een bijzondere regeling voor de minderjarigen van veertien jaar en ouder (artikelen 14 tot 19) en regelt de
administratieve procedure (artikelen 20 tot 32), met inbegrip van de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de
politierechtbank of de jeugdrechtbank (artikel 31), alsook de wijze van inning (artikel 33) en onmiddellijke betaling van
de administratieve geldboetes (artikel 34 tot 42) en de termijn van verjaring (artikel 43).
Artikel 44 van de wet regelt de wijze waarop elke gemeente een register van de gemeentelijke sancties dient bij te
houden.
Artikel 45 bepaalt dat de administratieve sancties die de schorsing of intrekking van een door de gemeente
verleende toestemming of vergunning of de sluiting van een inrichting inhouden, door het college van burgemeester
en schepenen of het gemeentecollege dienen te worden opgelegd en dat zulks slechts mogelijk is nadat de overtreder
een voorafgaande verwittiging heeft gekregen.
Artikel 134sexies van de Nieuwe Gemeentewet, zoals ingevoegd bij artikel 47 van de bestreden wet, voert de
mogelijkheid in voor de burgemeester om een tijdelijk plaatsverbod op te leggen jegens de daders van bepaalde
gedragingen.
Ten slotte voorziet de bestreden wet in een wijziging van artikel 601ter van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 49),
in de opheffing van artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet (artikel 50), in een overgangsregeling voor de lopende
procedures (artikel 51) en in de verplichting voor de minister van Binnenlandse Zaken om tweejaarlijks aan het
Parlement verslag uit te brengen over de toepassing van de wet (artikel 52).
B.1.3. De beroepen strekken tot de gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden wet. Het Hof beperkt zijn
onderzoek evenwel tot de bepalingen waartegen daadwerkelijk grieven zijn aangevoerd.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
B.2.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in de zaak nr. 5754, meer bepaald omdat
niet aan de vereiste van artikel 7 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof zou zijn voldaan.
B.2.2. De regels inzake de ontvankelijkheid van een verzoekschrift zijn gericht op een goede rechtsbedeling en het
weren van de risico’s van rechtsonzekerheid. Het Hof dient evenwel erover te waken dat het die regels niet op een
overdreven formalistische wijze toepast.
B.2.3. Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof bepaalt:
«Indien een rechtspersoon het beroep instelt of in het geding tussenkomt, legt deze partij, op het eerste verzoek,
het bewijs voor van de beslissing om het beroep in te stellen of voort te zetten of om tussen te komen en, wanneer haar
statuten moeten worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, een kopie van die bekendmaking ».
Wat betreft de beroepen ingesteld door een vereniging zonder winstoogmerk, zoals de verzoekende partij in de
zaak nr. 5754, moet die bepaling in samenhang worden gelezen met artikel 13 van de wet van 27 juni 1921 betreffende
de verenigingen zonder winstoogmerk, op grond waarvan het door de vertegenwoordigingsbevoegde persoon
ondertekende verzoekschrift moet worden geacht de vereniging te verbinden zoals een beslissing van het
procesbevoegde orgaan.
B.2.4. Het verzoekschrift werd ondertekend door twee leden van de raad van bestuur, hetgeen krachtens artikel 15
van de statuten van de verzoekende vereniging volstaat om haar extern te vertegenwoordigen.
Derhalve is voldaan aan het doel van artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof, dat
ertoe strekt de deelnemers aan het rechtsverkeer de zekerheid te bieden dat de vordering op rechtsgeldige wijze is
ingesteld.
B.3.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 5754 en 5757 betwisten de ontvankelijkheid van de memories van
tussenkomst, ingediend door de vzw «Verenigingvan Vlaamse Steden en Gemeenten »(VVSG). De excepties betreffen
zowel de bevoegdheid en het belang om in het geding tussen te komen, als het tijdig indienen van de memorie van
tussenkomst.
B.3.2. De memories van tussenkomst zijn ondertekend door een advocaat.
B.3.3. Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof voorziet erin dat
het bewijs van de beslissing van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon om in rechte te treden «op het eerste
verzoek »moet worden voorgelegd. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr.120/2014 van 17 september 2014
laat die formulering het Hof toe om af te zien van een dergelijk verzoek, met name wanneer de rechtspersoon door een
advocaat wordt vertegenwoordigd.
Die interpretatie belet niet dat een partij gerechtigd is op te werpen dat de beslissing om in rechte op te treden niet
is genomen door de bevoegde organen van de rechtspersoon, maar zij moet haar opwerping aannemelijk maken, wat
kan met alle middelen van recht. Zulks is te dezen niet het geval.
B.3.4. Aangezien de VVSG tot doel heeft «de aangesloten lokale besturen te helpen bij het vervullen van hun
beleidsdoelstellingen en opdrachten en tevens hun autonomie te bevorderen en te verdedigen », doet zij blijken van het
vereiste belang om tussen te komen in het geding.
De memories van tussenkomst werden bovendien binnen de termijn bepaald in artikel 87, §2, van de bijzondere
wet op het Grondwettelijk Hof ingediend.
B.3.5. Daaruit volgt dat de VVSG op rechtsgeldige wijze in het geding tussenkomt.
De tussenkomende partij verzoekt het Hof de beroepen tot vernietiging te verwerpen. Zij voert evenwel geen
zelfstandig verweer, maar sluit zich integraal aan bij de argumentatie van de Ministerraad.
B.4.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van de meeste middelen omdat zij niet voldoende zouden zijn
uiteengezet. Bovendien werpt hij meermaals op dat een middel niet ontvankelijk zou zijn omdat het Hof niet bevoegd
is om rechtstreeks te toetsen aan verdragsbepalingen, bepaalde grondwetsartikelen, wetsbepalingen en algemene
beginselen.
B.4.2. Het Hof is bevoegd om wetskrachtige normen te toetsen aan de regels die de bevoegdheden verdelen tussen
de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, alsook aan de artikelen van titel II («De Belgen en hun
rechten ») en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet.
Alle middelen zijn afgeleid uit de schending van een of meer van die regels waarvan het Hof de naleving
waarborgt. In zoverre de verzoekende partijen daarnaast verdragsbepalingen, andere grondwetsartikelen en algemene
beginselen vermelden, zal het Hof die enkel in aanmerking nemen in zoverre een schending wordt aangevoerd van de
voormelde regels, in samenhang gelezen met de bedoelde bepalingen en beginselen. In die mate zijn de middelen
ontvankelijk.
In zoverre de verzoekende partij in de zaak nr. 5754 in haar eerste middel de schending aanvoert van de
artikelen 119bis en 135 van de Nieuwe Gemeentewet, dient te worden vastgesteld dat het Hof niet bevoegd is om
wettelijke normen aan andere wettelijke normen te toetsen.
36932 MONITEUR BELGE —26.06.2015 —BELGISCH STAATSBLAD
Pour continuer la lecture
Commencez GratuitementDébloquez l'accès complet avec un essai gratuit de 7 jours
Transformez votre recherche juridique avec vLex
-
Accès complet à la plus grande collection de jurisprudence de common law sur une seule plateforme
-
Générez des résumés de cas avec l’IA qui mettent en évidence les enjeux juridiques clés
-
Fonctionnalités de recherche avancées avec des options de filtrage et de tri précises
-
Contenu juridique complet avec des documents provenant de plus de 100 juridictions
-
Fiable pour 2 millions de professionnels, y compris les plus grands cabinets du monde
-
Accédez à la recherche assistée par l’IA avec Vincent AI : requêtes en langage naturel avec citations vérifiées

Débloquez l'accès complet avec un essai gratuit de 7 jours
Transformez votre recherche juridique avec vLex
-
Accès complet à la plus grande collection de jurisprudence de common law sur une seule plateforme
-
Générez des résumés de cas avec l’IA qui mettent en évidence les enjeux juridiques clés
-
Fonctionnalités de recherche avancées avec des options de filtrage et de tri précises
-
Contenu juridique complet avec des documents provenant de plus de 100 juridictions
-
Fiable pour 2 millions de professionnels, y compris les plus grands cabinets du monde
-
Accédez à la recherche assistée par l’IA avec Vincent AI : requêtes en langage naturel avec citations vérifiées

Débloquez l'accès complet avec un essai gratuit de 7 jours
Transformez votre recherche juridique avec vLex
-
Accès complet à la plus grande collection de jurisprudence de common law sur une seule plateforme
-
Générez des résumés de cas avec l’IA qui mettent en évidence les enjeux juridiques clés
-
Fonctionnalités de recherche avancées avec des options de filtrage et de tri précises
-
Contenu juridique complet avec des documents provenant de plus de 100 juridictions
-
Fiable pour 2 millions de professionnels, y compris les plus grands cabinets du monde
-
Accédez à la recherche assistée par l’IA avec Vincent AI : requêtes en langage naturel avec citations vérifiées

Débloquez l'accès complet avec un essai gratuit de 7 jours
Transformez votre recherche juridique avec vLex
-
Accès complet à la plus grande collection de jurisprudence de common law sur une seule plateforme
-
Générez des résumés de cas avec l’IA qui mettent en évidence les enjeux juridiques clés
-
Fonctionnalités de recherche avancées avec des options de filtrage et de tri précises
-
Contenu juridique complet avec des documents provenant de plus de 100 juridictions
-
Fiable pour 2 millions de professionnels, y compris les plus grands cabinets du monde
-
Accédez à la recherche assistée par l’IA avec Vincent AI : requêtes en langage naturel avec citations vérifiées

Débloquez l'accès complet avec un essai gratuit de 7 jours
Transformez votre recherche juridique avec vLex
-
Accès complet à la plus grande collection de jurisprudence de common law sur une seule plateforme
-
Générez des résumés de cas avec l’IA qui mettent en évidence les enjeux juridiques clés
-
Fonctionnalités de recherche avancées avec des options de filtrage et de tri précises
-
Contenu juridique complet avec des documents provenant de plus de 100 juridictions
-
Fiable pour 2 millions de professionnels, y compris les plus grands cabinets du monde
-
Accédez à la recherche assistée par l’IA avec Vincent AI : requêtes en langage naturel avec citations vérifiées

Accès illimité pendant 7 jours
112 temas prácticos
-
Jugement/arrêt, Conseil d'État, 2022-09-21
...de l’autorité fédérale, en particulier dans le domaine de la législation et des règlements sur la police du roulage. Dans son arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, la Cour constitutionnelle a confirmé, en se référant à l’arrêt n° 59/2010 du 27 mai 2010, que les règlements complémentaires de ci......
-
Advies, Gegevensbeschermingsautoriteit, 2022-01-21
...e.s. (voir e.a. : CEDH, Arrêt Rotaru c. Roumanie, 4 mai 2000). Voir également quelques arrêts de la Cour constitutionnelle : l'Arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015 (p. 63), l'Arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017 (p. 17) et l'Arrêt n° 29/2018 du 15 mars 2018 (p. 26) Avis 12/2022- 5/12 être habil......
-
Avis, Autorité de protection des données, 2022-07-01
...aussi Cour Constitutionnelle : arrêt n° 29/2010 du 18 mars 2010, point B.16.1 ; arrêt n° 39/2013 du 14 mars 2013, point B.8.1 ; arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, point B.36.2 ; arrêt n° 107/2015 du 16 juillet 2015, point B.7 ; arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017, point B.6.4 ; arrêt n° 29/......
-
Avis, Autorité de protection des données, 2022-09-29
...aussi Cour Constitutionnelle : arrêt n° 29/2010 du 18 mars 2010, point B.16.1 ; arrêt n° 39/2013 du 14 mars 2013, point B.8.1 ; arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, point B.36.2 ; arrêt n° 107/2015 du 16 juillet 2015, point B.7 ; arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017, point B.6.4 ; arrêt n° 29/......
Commencez Gratuitement
115 sentencias
-
Jugement/arrêt, Conseil d'État, 2022-09-21
...de l’autorité fédérale, en particulier dans le domaine de la législation et des règlements sur la police du roulage. Dans son arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, la Cour constitutionnelle a confirmé, en se référant à l’arrêt n° 59/2010 du 27 mai 2010, que les règlements complémentaires de ci......
-
Advies, Gegevensbeschermingsautoriteit, 2022-01-21
...e.s. (voir e.a. : CEDH, Arrêt Rotaru c. Roumanie, 4 mai 2000). Voir également quelques arrêts de la Cour constitutionnelle : l'Arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015 (p. 63), l'Arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017 (p. 17) et l'Arrêt n° 29/2018 du 15 mars 2018 (p. 26) Avis 12/2022- 5/12 être habil......
-
Avis, Autorité de protection des données, 2022-07-01
...aussi Cour Constitutionnelle : arrêt n° 29/2010 du 18 mars 2010, point B.16.1 ; arrêt n° 39/2013 du 14 mars 2013, point B.8.1 ; arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, point B.36.2 ; arrêt n° 107/2015 du 16 juillet 2015, point B.7 ; arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017, point B.6.4 ; arrêt n° 29/......
-
Avis, Autorité de protection des données, 2022-09-29
...aussi Cour Constitutionnelle : arrêt n° 29/2010 du 18 mars 2010, point B.16.1 ; arrêt n° 39/2013 du 14 mars 2013, point B.8.1 ; arrêt n° 44/2015 du 23 avril 2015, point B.36.2 ; arrêt n° 107/2015 du 16 juillet 2015, point B.7 ; arrêt n° 108/2017 du 5 octobre 2017, point B.6.4 ; arrêt n° 29/......
Commencez Gratuitement