Arrêt Nº 50/2013. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2013-03-28

Date28 mars 2013
Docket NumberF-20130328-8
CourtVerfassungsgericht (Schiedsgericht)
B.4. Sans quil soit nécessaire dexaminer les exceptions dirrecevabilitésoulevées par le Conseil des ministres et
par le procureur du Roi près le Tribunal de première instance de Liège, il y a lieu de répondre pour les mêmes motifs
par la négative àla question préjudicielle.
Par ces motifs,
la Cour
dit pour droit :
Larticle 62, alinéa 2, du Code dinstruction criminelle ne viole pas les articles 10, 11, 12, alinéa2,et13dela
Constitution, lus en combinaison avec les articles 6 et 7 de la Convention européenne des droits de lhomme et avec
larticle 15 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques.
Ainsi prononcéen langue française et en langue néerlandaise, conformément àlarticle 65 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, àlaudience publique du 28 mars 2013.
Le greffier, Le président,
P.-Y. Dutilleux R. Henneuse
GRONDWETTELIJK HOF
[2013/202418]
Uittreksel uit arrest nr. 50/2013 van 28 maart 2013
Rolnummer : 5421
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 62, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals
ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 13 augustus 2011, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Luik.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman,
P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse,
wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 22 mei 2012 in zake het openbaar ministerie tegen L.M., waarvan de expeditie ter griffievan het Hof
is ingekomen op 15 juni 2012, heeft de Correctionele Rechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
«Schendt artikel 62, eerste [lees : tweede] lid, van het Wetboek van strafvordering, in die zin geïnterpreteerd dat
het onmiddellijk van toepassing is op het hangende rechtsgeding en in die zin dat er geen sanctie kan worden opgelegd
in geval van niet-naleving van de inhoud ervan, de artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 13 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15 van
het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ? ».
(...)
III. In rechte
(...)
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 62, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering,
ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 13 augustus 2011 «tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de
wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens
vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te
worden bijgestaan ».
Artikel 62 van het Wetboek van strafvordering (hierna: Sv.) bepaalt :
«Wanneer de onderzoeksrechterzich ter plaatse begeeft, wordt hij altijd vergezeld door de procureur des Konings
en door de griffier van de rechtbank.
Wanneer het plaatsbezoek georganiseerd wordt met het oog op de reconstructie van de feiten, laat de
onderzoeksrechter zich eveneens vergezellen door de verdachte, de burgerlijke partij en hun advocaten. Onverminderd
de rechten van verdediging, is de advocaat verplicht tot geheimhouding van de informatie waarvan hij kennis krijgt
door het bijwonen van het plaatsbezoek met het oog op de reconstructie van de feiten. Hij die de geheimhoudingsplicht
schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen ».
B.2.1. De verwijzende rechter verzoekt het Hof de bestaanbaarheid van die bepaling te onderzoeken, met de
artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees
Verdragvoor de rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechtenen politieke
rechten, in zoverre er geen sanctie zou kunnen worden opgelegd in geval van niet-naleving van het recht op bijstand
van een advocaat tijdens een plaatsbezoek met het oog op een reconstructie van de feiten, terwijl een niet-naleving van
het recht op bijstand van een advocaat vóór of tijdens de verhoren, waarin artikel 47bis,§§ 2, 3 en 5, Sv. voorziet, wordt
bestraft bij paragraaf 6 van die bepaling.
B.2.2. Artikel 47bis,§6, Sv. zoals het was ingevoegd bij artikel 2, 2
o
, van de wet van 13 augustus 2011, bepaalde :
«Tegeneen persoon kan geen veroordeling worden uitgesproken die enkel gegrond is op verklaringen die hij heeft
afgelegd in strijd met de §§ 2, 3 en 5 met uitsluiting van §4, wat betreft het voorafgaandelijk vertrouwelijk overleg of
de bijstand door een advocaat tijdens het verhoor ».
Bij het arrest nr. 7/2013 van 14 februari 2013 heeft het Hof in die bepaling het woord «enkel»vernietigd.
B.2.3. De aldus vastgestelde sanctie beoogt dus :
- de schending van het recht van de niet-aangehouden verdachte op een vertrouwelijk overleg met een advocaat
vóór het eerste verhoor (artikel 47bis,§2);
- de schending van het recht van de verdachte wiens vrijheid is benomen op een vertrouwelijk overleg met een
advocaat vóór het eerste verhoor en van zijn recht om te worden bijgestaan door een advocaat tijdens de verhoren
totdat eventueel een bevel tot aanhouding wordt verleend door de onderzoeksrechter (artikel 47bis,§3);
- de schending van het recht van de verdachte wiens vrijheid is benomen en die het voorwerp uitmaakt van een
beslissing tot verlenging van de vrijheidsbeneming met toepassing van artikel 15bis van de wet betreffende de
voorlopige hechtenis, op een voorafgaand vertrouwelijk overleg met een advocaat en van zijn recht om te worden
bijgestaan door een advocaat tijdens de verhoren gedurende de nieuwe periode van vierentwintig uur van
vrijheidsbeneming (artikel 47bis,§3);
- de schending van het recht van de persoon die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd en die die
hoedanigheid verkrijgt in de loop van het verhoor, op een voorafgaand vertrouwelijk overleg met een advocaat en,
wanneer hij van zijn vrijheid is beroofd, op de bijstand van een advocaat tijdens het verhoor (artikel 47bis,§5).
33895
MONITEUR BELGE 24.05.2013 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT