Arrêt Nº S.10.0149.N. Cour de cassation, 2012-06-18

Date18 juin 2012
Docket NumberF-20120618-6
CourtHof van Cassatie
18 JUNI 2012 S.10.0149.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. S.10.0149.N
A.F.,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met
kantoor te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de eiser woon-
plaats kiest,
tegen
RIETER AUTOMOTIVE BELGIUM nv, met zetel te 3600 Genk, Oosterring 14,
verweerster,
vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cas-
satie, met kantoor te 9051 Gent, Driekoningenstraat 3, waar de verweerster woon-
plaats kiest.
18 JUNI 2012 S.10.0149.N/2
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Antwerpen van
6 juni 2010.
Raadsheer Koen Mestdagh heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiser voert in zijn verzoekschrift twee middelen aan.
Eerste middel
Geschonden wetsbepalingen
- de artikelen 702, 3°, 807 juncto 1042 Gerechtelijk Wetboek;
- de artikelen 1319, 1320 en 1322 Burgerlijk Wetboek;
- het beschikkingsbeginsel, zoals bevestigd in artikel 1138, 2°, Gerechtelijk Wetboek.
Aangevochten beslissing
Het arbeidshof verklaart het hoger beroep van de eiser ongegrond. Met bevestiging van
het beroepen vonnis verklaart het de vordering van de eiser tegen de verweerster tot de
betaling van het, in hoger beroep verbeterde, bedrag van 89.980,47 euro ongegrond.
De beslissing van het arbeidshof steunt op de volgende overwegingen:
“Volgens [de eiser] is [de verweerster] in toepassing van artikel 17 van de Wet van 19
maart 1991 ingevolge de bescherming die [de eiser] genoot als lid van de Europese on-
dernemingsraad, loon verschuldigd voor het resterend gedeelte van het mandaat dat liep
van 30 oktober 2003 tot 22 juni 2007, en niet slechts tot 8 mei 2004.
[…]
Bij inleidende dagvaarding van 9 november 2004 vordert [de eiser] de veroordeling van
[de verweerster] tot betaling van 86.092,42 euro […]” (bestreden arrest, p. 3, al. 4 en 6);
“2. Het [arbeidshof] dient te oordelen over de vraag of een bijzondere beschermingsver-
goeding voor een mandaat in een Belgische ondernemingsraad al dan niet kan samen-
gaan met een vergoeding als plaatsvervangend lid in een Europese ondernemingsraad
(ibidem, p. 5, nr. 2);
“8. Met dagvaarding van 22 oktober 2004 vorderde [de eiser] van [de verweerster] de
betaling van een bedrag van 86.092.42 euro […] als loon voor het resterend gedeelte van

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT