Arrêt Nº 135/2020. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2020-10-15

Judgement Number135/2020
Date15 octobre 2020
Docket NumberF-20201015-2
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Rolnummer 7255
Arrest nr. 135/2020
van 15 oktober 2020
A R R E S T
__________
In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 23 maart 2019 « tot
invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse
bepalingen » en van artikel 119 van de wet van 17 maart 2019 « tot aanpassing van bepaalde
federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen »,
ingesteld door Jens Hermans en anderen.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, de rechters J.-P. Moerman,
T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en
T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut,
onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Alen,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 september 2019 ter post
aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 september 2019, is beroep tot gedeeltelijke
vernietiging ingesteld van de wet van 23 maart 2019 « tot invoering van het Wetboek van
vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen » (bekendgemaakt in het
Belgisch Staatsblad van 4 april 2019) en van artikel 119 van de wet van 17 maart 2019 « tot
aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van
vennootschappen en verenigingen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 mei
2019) door Jens Hermans, de gcv « GHZ », de bvba « Gewaegd » en Tom Waegemans.
Memories en memories van wederantwoord zijn ingediend door :
- het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, het Instituut van de Accountants en de
Belastingconsulenten, Bart Van Coile, Vincent Delvaux, Mathias Roef en Christophe Remon,
bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Lebbe, advocaat bij het Hof van Cassatie, en
Mr. M. Van de Looverbosch, advocaat bij de balie van Antwerpen;
- de vzw « Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat », Pierre Nicaise,
Damien Hisette, Tim Carnewal en Eric De Bie, bijgestaan en vertegenwoordigd door
Mr. R. Aydogdu, advocaat bij de balie te Luik;
- de Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Vanpraet en
Mr. R. Veranneman, advocaten bij de balie van West-Vlaanderen.
De verzoekende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend.
Bij beschikking van 2 juli 2020 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers L. Lavrysen en
J.-P. Moerman te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen
terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de
kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat,
behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 15 juli 2020 en de zaak in
beraad zal worden genomen.
Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 15 juli 2020
in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met
betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
3
II. In rechte
- A -
Ten aanzien van het belang
A.1. De eerste verzoekende partij, Jens Hermans, is betrokken bij verscheidene vennootschappen en
verenigingen, als lid, bestuurder, aandeelhouder of vennoot. Hij voert aan dat de verplichtingen die uit de bestreden
bepalingen voortvloeien hem een financieel nadeel bezorgen.
De tweede verzoekende partij, de gcv « GHZ », was bij het indienen van het b eroep een gewone
commanditaire vennootschap, vertegenwoordigd door Jens Hermans. Zij ondergaat hetzelfde nadeel. Bovendien
zal zij een bijkomend financieel nadeel ondervinden bij een eventuele verandering van vennootschapsvorm.
De derde verzoekende partij, de bvba « Gewaegd », is een besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid die door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ingevoerd bij de bestreden wet,
wordt verplicht tot een o mzetting naar een besloten ve nnootschap. Zij beroept zich eveneens op een financieel
nadeel.
De vierde verzoekende partij, Tom Waegemans, is aandeelhouder en zaakvoerder van de derde verzoekende
partij. Hij ondervindt bijgevolg hetzelfde nadeel als de derde verzoekende partij. Bovendien zouden de bestreden
bepalingen zijn risico op hoofdelijke aansprakelijkheid doen toenemen.
A.2. Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en het Instituut van de Accountants en de Belastingcons ulenten,
die samen met twee bedrijfsrevisoren en twee accountants tussenkomen in de procedure, betwisten het belang van
de verzoekende partijen. Zij voeren o nder meer aan dat de verzoekende partij en hun betrokkenheid bij de
vennootschappen en verenigingen niet bewijzen en dat de aangevoerd e veranderingen van vennootschapsvorm
louter hypothetisch zijn dan wel zonder formaliteiten plaatsvinden.
A.3. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partijen niet. Ook de vzw « Koninklijke
Federatie van het Belgisch Notariaat », die samen met vier notarissen tussenkomt in de procedure, betwist het
belang van de verzoekende partijen niet.
A.4. Niemand betwist het belang van de tussenkomende partijen. De ver melde beroepsorganisaties beogen
enkel bepaalde middelen van de verzoekende partijen te weerleggen.
Ten aanzien van het eerste middel (aansprakelijkheid van de commanditaire vennoten)
A.5. Het eerste middel is afgeleid uit de schending, door artikel 4:25 van het Wetboek van vennootschappen
en verenigingen, van de ar tikelen 10 en 11 van de Grondwet. Volgens de verzoekende partijen maakt het verbod
voor commanditaire vennoten om daden van bestuur te verrichten in commanditaire vennootschappen, een
ongeoorloofd onderscheid tussen een niet-vennoot als zaakvoerder en een commanditaire vennoot als zaakvoerder.
De eerste kan enkel voor bestuursfouten aa nsprakelijk worden gesteld, terwijl de tweede voor alle verbintenissen
van de vennootschap aansprakelijk kan worden gesteld.
Daarnaast voeren de verzoekende partijen aan dat ee n commanditaire vennootschap niet de naam van de
commanditaire vennoot mag dragen, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot.
De vennootschap mag daarentegen wel eender welke andere naam dragen, zelfs die van e en niet-vennoot of een
zaakvoerder die geen gecommanditeerde vennoot is.
Tot slot wijzen de verzoekende partijen op de situatie van een aandeelhouder van een rechtspersoon, die een
commanditaire vennoot is in een commanditaire vennootschap. De aandeelhouder kan via de rechtspersoon daden
van beheer stellen in de hoedanigheid van een commanditaire vennoot. Hij kan dit doen zonder het risico op de
vermelde aansprakelijkheid, terwijl de commanditaire vennoot dit zelf niet kan.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT