Arrêt Nº 134/2020. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2020-10-15

Judgement Number134/2020
Date15 octobre 2020
Docket NumberF-20201015-1
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Rolnummers 6971 en 6973
Arrest nr. 134/2020
van 15 oktober 2020
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in
samenhang gelezen met verschillende bepalingen betreffende de rechtspleging voor de Raad
van State en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991 « betreffende
de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven », gesteld door de Raad van
State.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit voorzitter F. Daoût, de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet,
R. Leysen, M. Pâques en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de
griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
a. Bij arrest nr. 241.883 van 22 juni 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is
ingekomen op 2 juli 2018, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met
artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, geschonden door
artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 19 van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 (vóór de wijziging ervan bij de
wet van 20 januari 2014 houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de
organisatie van de Raad van State) en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van
21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige autonome [lees : economische]
overheidsbedrijven, in zoverre die artikelen door de Raad van State worden geïnterpreteerd in die
zin dat :
a) de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van
State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een autonoom
overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals
de NMBS Holding, niet volstaat voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het
bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de
vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de
overlegging van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals
vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te
vertegenwoordigen, terwijl de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat
tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van
een naamloze vennootschap van privaatrecht wel volstaat indien het bewijs wordt geleverd van
een beslissing die is genomen door het orgaan of de personen die bevoegd zijn om de
vennootschap in rechte te vertegenwoordigen;
b) het beroep tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een
advocaat die handelt voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt
van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, niet volstaat voor de
ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het bewijs wordt geleverd van een beslissing
die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat
daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de overlegging van een beslissing om in rechte te
treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die
bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, terwijl de vordering die voor
een gewoon rechtscollege werd ingesteld door een advocaat voor rekening van een autonoom
overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals
de NMBS Holding, wel volstaat voor de ontvankelijkheid van haar vordering indien het bewijs
wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap
of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd of van een beslissing om in rechte te treden
die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn
om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen ? ».

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT