Arrêt Nº 117/2020. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2020-09-24

Date24 septembre 2020
Judgement Number117/2020
Docket NumberF-20200924-4
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Rolnummers 7069 en 7070
Arrest nr. 117/2020
van 24 september 2020
A R R E S T
__________
In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 9 mei 2018 « tot
wijziging van het Consulair Wetboek », ingesteld door de beroepsverenigingen « Association des
Journalistes Professionnels » en « Vlaamse Vereniging van Journalisten » en door Ali Aarraas en
anderen.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P. Moerman,
T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques en
Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging
Bij twee verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 3 december 2018 ter
post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 5 december 2018, zijn beroepen
tot vernietiging ingesteld van de artikelen 7, 11 en 15 van de wet van 9 mei 2018 « tot
wijziging van het Consulair Wetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juni
2018) en van de artikelen 3, 7, 10, 11, 15, 21 en 22 van dezelfde wet respectievelijk door de
beroepsverenigingen « Association des Journalistes Professionnels » en « Vlaamse
Vereniging van Journalisten » en door Ali Aarraas, Farida Aarraas, de vzw « Ligue des droits
humains » en de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie », bijgestaan en
vertegenwoordigd door Mr. D. Alamat, Mr. N. Cohen en Mr. C. Marchand, advocaten bij de
balie te Brussel.
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7069 en 7070 van de rol van het Hof, werden
samengevoegd.
De Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. A. Verriest,
Mr. E. Jacubowitz en Mr. C. Caillet, advocaten bij de balie te Brussel, heeft een memorie
ingediend, de verzoekende partijen hebben memories van antwoord ingediend en de
Ministerraad heeft ook een memorie van wederantwoord ingediend.
Bij beschikking van 6 mei 2020 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers P. Nihoul en
T. Merckx-Van Goey te hebben gehoord, beslist dat de zaken in staat van wijzen zijn, dat geen
terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de
kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat,
behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 20 mei 2020 en de zaken in
beraad zullen worden genomen.
Ingevolge het verzoek van meerdere partijen om te worden gehoord, heeft het Hof bij
beschikking van 20 mei 2020 de dag van de terechtzitting bepaald op 18 juni 2020.
Op de openbare terechtzitting van 18 juni 2020 :
- zijn verschenen :
. Mr. D. Alamat, Mr. N. Cohen en Mr. C. Marchand, voor de verzoekende partijen (in
beide zaken);
. Mr. C. Caillet, voor de Ministerraad;
- hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey verslag
uitgebracht;
- zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- zijn de zaken in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met
betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
3
II. In rechte
- A -
A.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7069 bestrijden de artikelen 7, 11 en 15 van de wet van 9 mei
2018 « tot wijziging van het Consulair Wetboek » (hierna : de wet van 9 mei 2018). De verzoekende partijen in
de zaak nr. 7070 bestrijden de artikelen 3, 7, 10, 11, 15, 21 en 22 van dezelfde wet.
In beide zaken ontwikkelen de verzoekende partijen één middel, waarin zij aanvoeren dat de bestreden
bepalingen niet bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11, 12, 19, 22, 22bis, 23, 25 en 191 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met de artikelen 2, 6, 7, 9, 10, 14, 17, 19, 23, 24 en 26 van het Inter nationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten, met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, met de
artikelen 1, 2 en 5 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie,
met de artikelen 2, 3, 5, 6, 10 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 1,
2, 3, 4, 6, 7, 11, 20, 21, 24, 46 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met de
artikelen 18, 20 en 23 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met de overwegingen 3, 6,
9, 14, 33 en 34 en de artikelen 5 en 9 van de richtlijn (EU) 201 5/637 van de Raad van 20 april 2015
« betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelij king van de consulaire
bescherming van niet-verte genwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking va n Besluit
95/553/EG » (hierna : de richtlijn (EU) 2015/637), met de artikelen 5 en 36 van het Verdrag van Wenen van
24 april 1963 inzake consulair verkeer (hierna : het Verdrag van Wenen) en met artikel 1 van het facultatief
protocol hierbij van 24 april 1963 betreffende de verplichte regeling van geschillen.
Het middel in de zaak nr. 7069 valt uiteen in drie onderdelen. Het middel in de zaak nr. 7070 valt uiteen in
vijf onderdelen, waaronder de drie dezelfde onderdelen als in de zaak nr. 70 69.
Ten aanzien van de draagwijdte van de consulaire bijstand
A.2.1. Het ee rste onderdeel van het middel in de zaak nr. 7070 heeft betrekking op de draagwijdte van de
consulaire bijstand en is gericht tegen de artikelen 3, 10 en 2 2 van de wet van 9 mei 2018. Voor de
inwerkingtreding van d ie wet was de consulaire bijstand niet bij wet geregeld, zodat de consulaten bijstand
konden verlenen in elke problematische situatie waarin een Belg in het buitenland kon terechtkomen. Maar het
nieuwe artikel 78 van het Consulair Wetboek, ingevoegd bij artikel 1 0 van de wet van 9 mei 2018, werkt met een
limitatieve lijst van gevallen waarin consulaire bijstand kan worden geboden. Volgens de verzoekende partijen
zouden Belgen die in het buitenland in een problematische situatie ter echtkomen waarin niet in die limitatieve
lijst is voorzien, daardoor van consulaire bijstand verstoken zijn.
A.2.2. Die limitatieve lijst is volgens de verzoekende partijen niet bestaanbaar met artikel 9 van de richtlijn
(EU) 2015/637, dat een louter exemplatieve lij st bevat van de gevallen waarin consulaire bijstand kan worden
geboden. Niet alle hypotheses die in die exemplatieve lijst zijn opgenomen, worden overigens gedekt door het
nieuwe artikel 78 van het Consulair Wetboek : die bepaling voorziet niet in een recht op consulaire b ijstand in
geval van ernstige ziekte, in geval van een licht misdrijf waarvan een Belg het slachto ffer is, in geval van hulp en
repatriëring in noodsituaties en in geval van nood aan voorlopige reisdocumenten.
De limitatieve lijst is volgens de verzoekende partijen eveneens in strijd met artikel 5 van het Verdrag van
Wenen, dat de consulaire bijstand definieert als het bijstaan en r edden van de onderdanen die zich in het
buitenland bevinden, zonder de gevallen waarin bijstand kan worden verleend, inhoudelijk af te bakenen.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT