Arrêt Nº 1/2020. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2020-01-16

Judgement Number1/2020
Date16 janvier 2020
Docket NumberF-20200116-10
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Rolnummer 7050
Arrest nr. 1/2020
van 16 januari 2020
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 128 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld
door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen,
J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en
M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter
A. Alen,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 7 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen
op 21 november 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent,
de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 128 van het Sociaal Strafwetboek, zoals van toepassing op het ogenblik
van de feiten in de periode van 1 januari 2014 tot en met 16 augustus 2014, het
legaliteitsbeginsel, en ook evenzeer het niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken, zoals onder
meer weergegeven in de artikelen 12, tweede lid en 14 van de Grondwet, in samenhang met
artikel 7 van het EVRM, met artikel 15 van het BUPO-Verdrag en met het algemeen beginsel
zoals uitgedrukt in artikel 2 van het Strafwetboek, in zoverre men ervan uitgaat dat het begrip
werkgever in dit artikel, voor wat betreft de inbreuken op de bepalingen van de Wet van
4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en
de uitvoeringsbesluiten, ook slaat op de gebruiker, gedurende de periode waarin een
uitzendkracht bij de gebruiker werkt ? ».
Memories zijn ingediend door :
- C. D.G. en G. V.A., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. E. Pringuet, advocaat bij
de balie te Gent;
- de nv « Daoust », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. W. van Eeckhoutte,
advocaat bij het Hof van Cassatie;
- de Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. K. Salomez, advocaat bij de
balie te Gent.
Memories van antwoord zijn ingediend door :
- de nv « Daoust »;
- de Ministerraad.
Bij beschikking van 23 oktober 2019 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers
T. Merckx-Van Goey, ter vervanging van rechter E. Derycke, wettig verhinderd, en M. Pâques
te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden
gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die
beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een
verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 6 november 2019 en de zaak in beraad zal worden
genomen.
Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 6 november
2019 in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met
betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT