Advies, Nationale tuchtraad, 2007-06-19

I. Advies van de Nationale Tuchtraad Beoordeling Ontvankelijkheid van de tuchtvordering 1. Uit de stukken van het tuchtdossier blijkt dat de procureur des Konings te (...) bij brief van 4 februari 2004 de hoofdgriffier van de Rechtbank (...) in kennis stelde van de feiten die thans het voorwerp uitmaken van de tegen de betrokken persoon ingestelde tuchtvordering met de mededeling dat een tuchtprocedure voorbarig was De bevoegde tuchtoverheid was derhalve op de hoogte van die feiten op 15 februari 2005, datum van inwerkingtreding van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht (hierna nieuwe Tuchtwet) 2. Vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Tuchtwet was de tuchtvordering nog niet ingesteld en was de betrokken persoon nog niet gehoord. Deze wet is derhalve van toepassing op de na de inwerkingtreding ervan ingestelde tuchtvordering 3. De tuchtvordering diende te worden ingesteld binnen de termijn bepaald in artikel 418 Gerechtelijk Wetboek. Dit is hier ten laatste op 15 augustus 2005 4. Bij brief van 26 mei 2006 van de procureur des Konings te (...), wordt de hoofdgriffier van de Rechtbank (...) in kennis gesteld van het vonnis van 10 mei van de Correctionele Rechtbank van 10 mei 2006, waarbij de betrokken persoon wegens de feiten die thans het voorwerp van de tuchtvordering uitmaken, op strafgebied tot straf en in kosten is veroordeeld, vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld. Bij dezelfde brief verzoekt de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT