Avis Nº 21/2016. Commission pour la Protection de la Vie Privýe, 2016-05-18
Date | 18 mai 2016 |
Docket Number | F-20160518-2 |
Court | Commission pour la Protection de la Vie Privýe |
1/17
Advies nr 21/2016 van 18 mei 2016
Betreft: Advies over het voorontwerp van wet betreffende de verbetering van de bijzondere
opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische
en telecommunicaties (CO-A-2016-021)
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;
Gelet op de wet van 8 december 1992
tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens
(hierna WVP), inzonderheid artikel 29;
Gelet op het verzoek om advies van de heer Koen Geens, Minister van Justitie ontvangen op
31/03/2016;
Gelet op het verslag van mevrouw Séverine Waterbley en de heer Frank Schuermans;
Brengt op 18 mei 2016 het volgend advies uit:
Advies 21/2016 - 2/17
I. ONDERWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG
1. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna "de Commissie"),
ontving op 31 maart 2016 een adviesaanvraag van de heer Koen Geens, Minister van Justitie,
over een voorontwerp van wet betreffende de verbetering van de bijzondere
opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en
elektronische en telecommunicaties
2. Dit voorontwerp van wet bevat een zeker aantal wijzigingen aan het Wetboek voor
Strafvordering en het Strafwetboek en strekt er vooral toe om een aantal verbeteringen in te
voeren in het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, enerzijds bij de toepassing
van de bijzondere onderzoeksmethoden en anderzijds bij bepaalde onderzoeksmethoden die
in het bijzonder betrekking hebben op de internetrecherche en de elektronische- en
telecommunicaties. Het is vooral dat laatste aspect dat de kern van het voorstel uitmaakt.
3. Criminelen en maken immers steeds vaker gebruik van de mogelijkheden die de
informatietechnologie hen biedt. Het voorontwerp van wet wil hier dan ook een meer
aangepast juridisch kader ontwerpen voor ondermeer de zoeking in een informaticasysteem,
voor het actief zijn op het internet door de politiediensten en het onderscheppen en
kennisnemen van elektronische communicaties.
II. ALGEMENE INLEIDING
4. Het recht op de bescherming van de persoonsgegevens is, in de loop van de jaren, naast het
recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer komen te staan als een zelfstandig
en volwaardig grondrecht. Dit is het duidelijkst tot uiting gekomen in het “Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007” waar benevens het artikel 7 ,
“de eerbiediging van het privé-leven en van het familie-en gezinsleven” het daaropvolgende
artikel 8 “de bescherming van persoonsgegevens” uitdrukkelijk verwoordt. Daarmee is het
onderscheid tussen de “privacy” en de “dataprotectie” scherper gesteld dan klassiek uit het
artikel 22 van de Belgische Grondwet of het artikel 8 van het EVRM kan worden afgeleid.1
5. Deze beide grondrechten zijn niet enkel complementair maar behoren klassiek tot de
“vrijheden” en moeten samenhangend met de andere rechten en vrijheden worden benaderd
en toegepast worden. Het is niet toevallig dat onder de titel “Vrijheden” van het Handvest
voornoemde artikelen 7 en 8 worden voorafgegaan door het artikel 6 dat onder de titel “het
1 zie Dirk De Bot, “Gegevensverwerking in de publieke sector”, Brussel 59, ASP/Politea, inzonderheid Deel I : “Privacyrecht en
gegevensverwerking in de publieke sector” blz. 59-132.
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI