Décision judiciaire de Raad van State, 1 juillet 2022
Date de Résolution | 1 juillet 2022 |
Juridiction | Nietigverklaring |
Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
XIVe KAMER
A R R E S T
nr. 254.207 van 1 juli 2022 in de zaak A. 228.034/XIV-38.046
In zake : Robert ROTH bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Stijn Verbist en Joris Claes kantoor houdend te 2000 Antwerpen Graaf van Hoornestraat 51 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
de STAD ANTWERPEN woonplaats kiezend te 2000 Antwerpen Oudaan 5 bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Patrick Van der Straten kantoor houdend te 2018 Antwerpen Mechelsesteenweg 210A bus 10
-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep
-
Het beroep, ingesteld op 6 mei 2019, strekt tot de nietigverklaring van: - “de beslissing van verwerende partij van 4 maart 2019, waarbij de aanvraag van [verzoeker] om te werken na zijn pensioenleeftijd met ingang van 1 juni 2015 wordt geweigerd” en - “de beslissing van verwerende partij van 4 maart 2019, waarbij de aanvraag van [verzoeker] om te werken na zijn pensioenleeftijd met ingang van 1 januari 2019 wordt geweigerd”.
XIV-38.046-1/36
II. Verloop van de rechtspleging
-
De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en verzoeker heeft een memorie van wederantwoord ingediend.
Eerste-auditeur-afdelingshoofd Werner Weymeersch heeft een verslag opgesteld.
De verwerende partij heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. Verzoeker heeft een laatste memorie ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022.
Staatsraad Kaat Leus heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Joris Claes, die verschijnt voor verzoeker en advocaat Jim Deridder, die loco advocaat Patrick Van der Straten verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.
Eerste auditeur-afdelingshoofd Werner Weymeersch heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Feiten
3.1. Verzoeker was hoofdinspecteur (HINP) bij de lokale politie Antwerpen en teamleider-coördinator op de afdeling West, dienst Dagelijkse
XIV-38.046-2/36
Gerechtelijke Opdrachten. Op 6 mei 2013 bereikt hij de leeftijd van 65 jaar waardoor hij bijgevolg op 1 juni 2013 op pensioen zou worden gesteld. 3.2. Op 22 november 2012 dient verzoeker een eerste aanvraag in om in activiteit te blijven boven de leeftijd van 65 jaar, in toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 ‘betreffende de ouderdom van de op pensioenstelling van de ambtenaren, beambte en het dienstpersoneel van de Staat’ (hierna: het koninklijk besluit van 12 mei 1927), en het enig artikel van het ministerieel besluit van 11 september 2012 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 ‘betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de staat’ (hierna: het ministerieel besluit van 11 september 2012).
Met verwijzing naar het ministerieel besluit van 11 september 2012 wordt verzoekers aanvraag tot verlenging van de pensioenleeftijd op 18 januari 2013 ingewilligd en krijgt hij de toelating om te werken na de leeftijdsgrens van 65 jaar voor een periode van zes maanden, ingaande van 1 juni 2013 tot 30 november 2013.
3.3. Naar aanleiding van verzoekers tweede aanvraag tot verlenging van de pensioenleeftijd, wordt de toelating op 31 mei 2013 nogmaals verlengd met zes maanden, tot 1 juni 2014.
3.4. Verzoeker dient op 24 oktober 2013 een derde aanvraag in voor de duur van één jaar. Die aanvraag wordt op 5 december 2013 door de korpschef van de lokale politie Antwerpen geweigerd. Op 28 maart 2014 beslist de korpschef van de lokale politie Antwerpen om de beslissing van 5 december 2013 in te trekken en zodoende de procedure te hernemen, waarop het tegen de beslissing van 5 december 2013 ingediende schorsings- en vernietigingsberoep door de Raad van State bij een enkel arrest nr. 227.596 van 28 mei 2014 wordt verworpen.
XIV-38.046-3/36
Na de hiervoor vermelde intrekkingsbeslissing van 28 maart 2014 beslist de korpschef van de lokale politie Antwerpen op 14 mei 2014 opnieuw tot de weigering van die derde aanvraag. Met een arrest nr. 227.598 van 28 mei 2014 beveelt de Raad van State de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de beslissing van 14 mei 2014. Met een arrest nr. 232.027 van 11 augustus 2015 wordt deze beslissing vernietigd.
3.5. Bij beslissing van 2 juni 2014 van de korpschef van de lokale politie te Antwerpen wordt verzoeker toegelaten als voorlopige maatregel zijn werkzaamheden verder te zetten in afwachting van een nieuwe beslissing na de beoordeling door de Raad van State van de beslissing van 14 mei 2014 of na kennisname van nieuwe feitelijke gegevens en omstandigheden die een nieuwe beoordeling noodzaken en waarbij deze voorlopige maatregel “alleszins eindigt op 1 december 2014”.
3.6. Verzoeker dient op 2 oktober 2014 een vierde aanvraag in tot verlenging van de pensioenleeftijd van 1 juni 2015 tot 1 juni 2016.
De hiërarchisch meerdere van verzoeker, hoofdcommissaris van politie G.D., verstrekt op 29 september 2014, “wat de gepastheid van de indiensthouding voor de instelling betreft” een gunstig advies. De houder van de management- of staffunctie die het dichtst bij die van verzoeker ligt, commissaris van politie J.D., verstrekt op 16 april 2015 advies.
Met een beslissing van 11 mei 2015, weigert de korpschef van de lokale politie Antwerpen deze vierde aanvraag. In die beslissing van 11 mei 2015 wordt het hiervoor genoemde gemotiveerd advies van 16 april 2015 van commissaris van politie J.D aangehaald dat luidt:
“3.1 Wat de gepastheid van de indiensthouding voor de instelling betreft [Verzoeker] vervult volgens zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere zijn administratieve taken naar behoren uit (zie punt 2.1. van dit formulier). We wijzen er echter op dat van een teamleider dagelijkse opdrachten ook verwacht wordt dat hij mee participeert in de taken van het team (kerntaak 6 functieprofiel), wat inhoudt
XIV-38.046-4/36
dat er ook wordt deelgenomen aan de operationele taken. Vanaf 1 mei worden de diensten dagelijkse opdrachten gecentraliseerd op de Noorderlaan en vormen ze samen het team gerechtelijke opdrachten binnen de dienst gerechtelijke opvolging. Eén taak die hierbij ingevoerd wordt betreft een operationele permanentiedienst (2 shiften) waarbij dringende kantschriften of verderzetting van dringende dossiers vanuit de gerechtelijke afhandeling dient uitgevoerd te worden.
3.2 Wat de meest geschikte duur van deze indiensthouding betreft
Rekening houdend met de argumenten uit punt 3.1 lijkt ons een periode van 6 maanden aangewezen. Deze periode moet toelaten om na te gaan of de aanvrager ook operationele taken naar behoren kan blijven uitvoeren.”
Luidens de in de voorliggende procedure neergelegde memorie van antwoord van de verwerende partij heeft verzoeker “geen activiteit meer binnen het korps sinds 01.06.2015”.
3.7. Met ’s Raads arrest nr. 242.590 van 10 oktober 2018 wordt de in punt 3.6 genoemde weigeringsbeslissing op verzoekers (vierde) aanvraag tot verlenging van de pensioenleeftijd van 1 juni 2015 tot 1 juni 2016 vernietigd.
3.8. Op 20 december 2018 stelt verzoeker die vanaf 1 juni 2015 geen beroepsinkomsten meer genoot en geen opruststelling wenste, de stad Antwerpen in gebreke met het oog op het bekomen van een provisionele schadevergoeding van 334.187,06 euro. Hierop komt geen reactie. De ingebrekestelling betreft “gederfde inkomsten en morele schade/verlenging pensioenleeftijd/verhoging in graad” waarbij verzoeker vordert de gederfde, achterstallige wedde (totaal: 285.249,01 euro) te voldoen, evenals een vergoeding te betalen voor de morele schade ten belope van 25.000,00 euro, alsook intresten op al deze bedragen ten belope van 23.938,05 euro, hetzij het eerder genoemde (totaal)bedrag van 334.187,06 euro.
In fine van datzelfde schrijven van 20 december 2018 stelt verzoeker nog dat hij er van uitgaat “dat u mijn pensioenleeftijd nog zal verlengen met ingang van 1 januari 2019” en “dat u daarnaast de bonussen voor het pensioen per gewerkt jaar na de leeftijd van 65 jaar eveneens zal toevoegen tot aan de datum van mijn effectieve pensionering. Na het arrest van de Raad van State is immers andermaal gebleken dat hiertoe geen enkel wettelijk beletsel meer bestaat om mij
XIV-38.046-5/36
de gevraagde loopbaanverlenging van 1 jaar toe te staan”. Tot slot, verzoekt hij nog “[z]ijn graad te verhogen naar die van eerste hoofdinspecteur, dit ingevolge artikel 62 van de wet van 21 april 2016 ‘houdende diverse bepalingen’, die intussen van kracht werd”.
3.9. Op 1 maart 2019 dagvaardt verzoeker de stad Antwerpen voor de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen – afdeling Antwerpen op grond van artikel 1382 van het (oud) burgerlijk wetboek.
3.10. Op 4 maart 2019 beslist de verwerende partij verzoekers (vierde) aanvraag van 2 oktober 2014 voor de verlenging van zijn pensioenleeftijd vanaf 1 juni 2015 tot 1 juni 2016 (zie supra, punt 3.6) - beslissing die moest worden overgedaan ingevolge het in punt 3.7 vernoemde vernietigingsarrest - opnieuw te weigeren op grond van de volgende overwegingen:
“2. Motivering
Op basis van het ministerieel besluit van 11 september 2012 kan de leidende ambtenaar met een gemotiveerd besluit beslissen over de aanvraag van een personeelslid om te blijven werken na de leeftijd van 65 jaar. Bij een positief besluit kan de leidende ambtenaar ook beslissen over de duur van deze indiensthouding. De leidende ambtenaar wint hiervoor het advies in van de ambtenaar in de managementfunctie waaronder de aanvrager ressorteert.
De Raad van State bakent de appreciatiebevoegdheid met betrekking tot de aanvraag als volgt af: ‘Deze bepalingen verlenen de verwerende partij bijgevolg een appreciatiebevoegdheid die geval per geval...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI