Décision judiciaire de Raad van State, 23 juin 2022

Date de Résolution23 juin 2022
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 254.093 van 23 juni 2022 in de zaak A. 234.796/VII-41.222

In zake : de NV OLIMAT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Johan Joos en Shavkat Egamberdiev kantoor houdend te 1831 Diegem

De Kleetlaan 12A bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de GEMEENTE BEERSEL bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Filip De Preter kantoor houdend te 1000 Brussel Keizerslaan 3 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van het beroep

  1. Het cassatieberoep, ingesteld op 15 oktober 2021, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-2122-0009 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 2 september 2021 in de zaken 1920-RvVb-0234-A (I) en 1920-RvVb-0775-A (II).

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 23 november 2021.

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    VII-41.222-1/13

    ‡CDGWMBIAJ-BEJHGET‡

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft op 28 januari 2022 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State’ (hierna: cassatieprocedurebesluit).

    De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 28 april 2022.

    Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Shavkat Egamberdiev, die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Bert Van Cauter, die loco advocaat Filip De Preter verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (hierna: RvS-wet).

    III. Feiten

  3. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Beersel (hierna: college) weigert bij besluit van 13 mei 2020 de door de nv Olimat gevraagde “opname als vergund geacht in het vergunningenregister van de parking horende bij het gebouwencomplex ‘Classic Domain’”.

    VII-41.222-2/13

    ‡CDGWMBIAJ-BEJHGET‡

    4. Het bestreden arrest (zaak II) verwerpt het middel en bijgevolg de vordering van de nv Olimat tot vernietiging van voormelde registratiebeslissing.

    IV. Regelmatigheid van de rechtspleging

    Exceptie

    5. De verzoekende partij vraagt de memorie van antwoord van de gemeente Beersel, vertegenwoordigd door het college, uit het debat te weren omdat het college de auteur is van de voor de RvVb bestreden registratiebeslissing en niet de gemeente.

    Beoordeling

    6. Het bestreden arrest vermeldt de gemeente Beersel, vertegenwoordigd door het college als de verwerende partij.

    De exceptie wordt verworpen.

    V. Onderzoek van de middelen

    1. Eerste middel

    Standpunt van de verzoekende partij

    7. De verzoekende partij voert de schending aan van de artikelen 4.1.1, 10°, 4.8.2, 3°, 4.2.14 en 5.1.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna: VCRO), artikel 149 van de Grondwet en artikel 32 van het decreet van 4 april 2014 ‘betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges’ (hierna: DBRC):

    “Doordat, in het bestreden arrest met betrekking tot slechts één van de gevoegde getuigenverklaringen het volgende wordt bepaald: ‘Een getuigenis

    VII-41.222-3/13

    ‡CDGWMBIAJ-BEJHGET‡

    van een voormalige burgemeester kan niet anders doen besluiten’, zonder enige verdere motivering;

    En doordat, de andere getuigenverklaringen door de Raad voor Vergunningsbetwistingen op geen enkele wijze worden betrokken in het bestreden arrest en aldus onbeantwoord worden gelaten;

    Terwijl, uit de artikelen 4.1.1, 10° VCRO, 4.8.2, 3° VCRO, 4.2.14 VCRO, 5.1.3 VCRO volgt dat de aanvrager beschikt over de ‘rechtens toegelaten bewijsmiddelen’ om het vergund geachte karakter aan te tonen, waaronder onder meer getuigenverklaringen;

    En terwijl, het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen overeenkomstig artikel 149 van de Grondwet en artikel 32, tweede lid, DBRC-decreet met redenen moet worden omkleed”.

    Zij licht toe dat ze in het kader van het vernietigingsberoep verschillende stavingsstukken bijbracht, waaronder getuigenverklaringen die niet gekend waren ten tijde van het advies van de Hoge Raad voor Handhavingsuitvoering dat voor de gemeente Beersel één van de motieven was om het vergund geacht karakter te ontzeggen. Zij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT