Décision judiciaire de Raad van State, 30 mai 2022
Date de Résolution | 30 mai 2022 |
Juridiction | Nietigverklaring |
Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER
A R R E S T
nr. 253.870 van 30 mei 2022 in de zaak A. 234.139/XIV-38.768
In zake : Rahmanullah TARAKHEL bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Katrin Verhaegen kantoor houdend te 2060 Antwerpen Rotterdamstraat 53 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Justitie bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Stefaan Verbouwe en Rutger Robijns kantoor houdend te 1150 Brussel Tervurenlaan 270 bij wie woonplaats wordt gekozen
--------------------------------------------------------------------------------------------------
I. Voorwerp van het beroep-
Het beroep, ingesteld op 14 juli 2021, strekt tot de nietigverklaring van de beslissing van de Federale Overheidsdienst Justitie, dienst Voogdij, van 20 mei 2021 waarbij wordt beslist verzoeker te beschouwen als ouder dan 18 jaar en dat L.G. niet meer zijn voogd is.
-
Eerste auditeur Marijke Van Limbergen heeft een verslag opgesteld overeenkomstig artikel 93, eerste lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 ‘tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’.
XIV-38.768-1/26
Kamervoorzitter Carlo Adams heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Nicolas D’Haenens, die
loco advocaat Katrin Verhaegen verschijnt voor verzoeker, is gehoord.Eerste auditeur-afdelingshoofd Marijke Sterck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
-
Verzoeker komt België binnen en hij dient een verzoek om internationale bescherming in op 21 oktober 2020. Hij verklaart alsdan van Afghaanse nationaliteit te zijn en geboren te zijn op 31 mei 2004. Verzoeker wordt onder de hoede geplaatst door de dienst Voogdij.
Op 12 maart 2021 deelt de dienst Vreemdelingenzaken aan de dienst Voogdij mee dat verzoeker reeds internationale bescherming heeft gevraagd in Duitsland en Roemenië, waarbij hij in Duitsland 1 januari 2002 heeft opgegeven als geboortedatum.
In het UZ Antwerpen ondergaat verzoeker op 17 mei 2021 een medisch onderzoek om na te gaan of hij al dan niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De arts besluit dat verzoeker ouder is dan 18 jaar.
XIV-38.768-2/26
Uiteenzetting van het middel
“Verzoeker heeft een verzoek internationale bescherming ingediend op het grondgebied.
Artikel 25.5 van de Procedurerichtlijn voorziet in een medische leeftijdstest. Dit vindt dan wel plaats in het kader van de ‘behandeling van een verzoek om internationale bescherming’. Het Dublin onderzoek valt daar bijvoorbeeld niet onder.
De bepaling stelt: ‘De lidstaten kunnen in het kader van de behandeling van een verzoek om internationale bescherming besluiten om door middel van een medisch onderzoek
XIV-38.768-3/26
de leeftijd van een niet-begeleide minderjarige vast te stellen, wanneer zij, nadat er een algemene verklaring is afgelegd of ander relevante aanwijzingen zijn overgelegd, twijfels hebben over diens leeftijd.
Als de lidstaten daarna nog steeds twijfels hebben over de leeftijd van de verzoeker, gaan zij ervan uit dat de verzoeker minderjarig is.
Bij elk medisch onderzoek wordt de waardigheid van de persoon ten voile gerespecteerd; het is het minst ingrijpende onderzoek en het wordt verricht door gekwalificeerde medische beroepsbeoefenaars en dat in de mate van het mogelijke een betrouwbaar resultaat biedt.
Wanneer een dergelijk medisch onderzoek wordt verricht, zorgen de lidstaten ervoor dat: a) de niet-begeleide minderjarige, voordat het verzoek om internationale bescherming wordt behandeld, in een taal die hij begrijpt of waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt, in kennis wordt gesteld van het feit dat mogelijk een medisch onderzoek zal worden verricht om zijn leeftijd vast te stellen. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medische onderzoek voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medische onderzoek te ondergaan; b) de niet-begeleide minderjarige en/of zijn vertegenwoordiger ermee instemt dat een medisch onderzoek wordt verricht om de leeftijd van de betrokken minderjarige vast te stellen, en dat c) de beslissing tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming door een niet-begeleide minderjarige die heeft geweigerd een medische onderzoek te ondergaan, niet enkel op die weigering wordt gebaseerd.
Het feit dat een niet-begeleide minderjarige heeft geweigerd een medisch onderzoek te ondergaan, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het verzoek om internationale bescherming te nemen.’
Artikel 7 van de Voogdijwet vormt niet de omzetting van artikel 25.5. van de Procedurerichtlijn. De voogdijwet gaat aan de Procedurerichtlijn vooraf, de bepalingen en de procedurele voorwaarden komen inhoudelijk niet overeen en de medische leeftijdstest in artikel 7 van de Voogdijwet staat los van de procedure internationale bescherming.
Verzoeker kan zich als verzoeker internationale bescherming niet wenden tot de autoriteiten van zijn land van herkomst. Verzoeker is zijn land ontvlucht omwille van redenen die onder de Conventie van Genève en het Europese asielacquis vallen. Het is dan ook duidelijk dat verzoeker niet geacht kan worden in de mogelijkheid te verkeren om de Afghaanse identiteitsdocumenten die hij heeft te laten legaliseren in de Belgische ambassade te Islamabad, Pakistan.
Er wordt ook gewezen op het feit dat zowel artikel 9bis als artikel 9ter van de Vreemdelingenwet erin voorziet dat een verzoeker internationale bescherming niet geacht kan worden in de mogelijkheid te verkeren identiteitsdocumenten te verkrijgen van de bevoegde overheid.
Er wordt gewezen op het feit dat de vaststelling van leeftijd volgens de Kwalificatierichtlijn deel uitmaakt van de beoordeling van de asielaanvraag: Artikel 4 van richtlijn 2011/95, met het opschrift ‘Beoordeling van feiten en omstandigheden’, bepaalt: ‘1. De lidstaten mogen van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen. 2. De in lid 1 bedoelde elementen bestaan in de verklaringen van de verzoeker en alle documentatie in het bezit van de verzoeker over zijn leeftijd, achtergrond, ook
XIV-38.768-4/26
die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere verzoeken, reisroutes, reisdocumenten en de redenen waarom hij een verzoek om internationale bescherming indient. 3. De beoordeling van een verzoek om internationale bescherming moet plaatsvinden op individuele basis en houdt onder meer rekening met: [...] b) de door de verzoeker afgelegde verklaring en overgelegde documenten (...)’ (eigen benadrukking).
De verhouding tussen het onderzoek vermeld in artikel 25.5 van de Procedurerichtlijn en het onderzoek vermeld in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn dient verduidelijkt te worden. De verhouding tussen artikel 25.5 van de Procedurerichtlijn, artikel 24.2 en 47 van het Handvest en het IVRK dient ook uitgeklaard te worden, maar daarover later meer.
De bewoordingen van artikel 25.5 van de Procedurerichtlijn laten immers niet toe te stellen dat een medisch onderzoek ook toegelaten is indien er documenten kunnen voorgelegd worden die de leeftijd aantonen.
Het Hof van Justitie heeft op 10 juni 2021 geoordeeld overigens dat artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn op geen enkele wijze vereist dat het om authentieke documenten moet gaan (HvJ, zaak C-921/19, pnt 54).
In het arrest Singh t. België van 2 oktober 2012 oordeelt het Hof dat indien er twijfel bestaat over de verklaringen van een verzoeker en er documenten worden voorgelegd deze op zijn minst wel op hun echtheid moeten gecontroleerd worden: ‘100. (...) Si le fait de ne pas accorder plein crédit aux déclarations des requérants et d'instiguer un doute quant à la nationalité et au parcours...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI