Décision judiciaire de Raad van State, 21 avril 2022

Date de Résolution21 avril 2022
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 253.536 van 21 april 2022 in de zaak A. 233.111/VII-41.040

In zake : het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Jürgen Vanpraet en Bram Van den Berghe kantoor houdend te 8820 Torhout Oostendestraat 306 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

Nicolas VERSTRAETE bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Victor Petitat kantoor houdend te 8000 Brugge Ter Pannestraat 1 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

1. Het cassatieberoep, ingesteld op 5 maart 2021, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-2021-0562 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 28 januari 2021 in de zaak 1920-RvVb-0247-A.

II. Verloop van de rechtspleging

2. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 1 april 2021.

De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

VII-41.040-1/14

Eerste auditeur-afdelingshoofd Peter Provoost heeft op 14 oktober 2021 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State’.

De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022.

Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Bram Van den Berghe, die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Victor Petitat, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Peter Provoost heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3. Op 8 augustus 2019 verleent de deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen (hierna: deputatie) een omgevingsvergunning voor het bouwen van een pluimveestal en voor het verder exploiteren, uitbreiden en wijzigen van een kippenfokkerij en een groententeeltbedrijf.

VII-41.040-2/14

4. Met een besluit van 9 oktober 2019 verklaart de gewestelijke omgevingsambtenaar van het Vlaamse Gewest het administratief beroep van Nicolas Verstraete tegen de vergunningsbeslissing van 8 augustus 2019 van de deputatie onvolledig en onontvankelijk:

“[...]

Op 16 september 2019 stelde u beroep in tegen de onder rubriek vermelde beslissing.

Bij ons bericht van 26 september 2019, werd u gevraagd het bewijs van gelijktijdige verzending van het beroepschrift naar de aanvrager, de deputatie en het college van burgemeester en schepenen te bezorgen bínnen een termijn van 14 dagen.

Gezien we het bewijs van gelijktijdige verzending van het beroepschrift aan het college niet hebben ontvangen, wordt uw beroep met toepassíng van artikel 56 en 57 van het Omgevingsvergunningendecreet als onvolledig beschouwd.

U stelt dat u de gemeente op 27 september 2019 bij aangetekende brief het beroepschrift heeft bezorgd en dat deze zending niet tot de onontvankelijkheid van het beroep kan leiden omdat het normdoel van artikel 56 van het Omgevingsvergunningendecreet is bereikt.

Wanneer een decreet op duidelijke wijze en zonder twijfel open te laten een onontvankelijkheidsvereiste opneemt, dan is noch de gewestelijke omgevingsambtenaar noch de Vlaamse Regering gemachtigd om het decreet naast, zich neer te leggen, louter omwille van de redenering dat het gestelde ‘normdoel’ zou zijn bereikt. De rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, waarnaar verwezen wordt, heeft betrekking op de VCRO. In die VCRO was de gelijktijdige verzending echter veel minder duidelijk als ontvankelijkheidsvereiste ingeschreven. De rechtspraak van de Raad kan dus niet op het omgevingsvergunningendecreet worden toegepast. Aan het door u ingestelde administratief beroep wordt dus geen verder gevolg gegeven. [...]”.

5. Het bestreden arrest verwerpt de exceptie van het Vlaamse Gewest wegens laattijdigheid, verklaart het middel van Nicolas Verstraete gegrond en vernietigt bijgevolg de beslissing van de gewestelijke omgevingsambtenaar.

De RvVb verklaart het middel waarin Nicolas Verstraete “in essentie [stelt] dat het normdoel van de bepaling van artikel 56 OVD is bereikt […] dat door de onontvankelijkheidsverklaring louter en alleen op basis van de niet-gelijktijdige verzending van een afschrift aan het college van burgemeester en

VII-41.040-3/14

schepenen […] haar op een disproportionele wijze het recht op toegang tot de rechter is ontzegd […] in strijd met de ingeroepen grondwetsartikelen en verdragsbepalingen” […] dat “had moeten worden onderzocht of het normdoel dat artikel 56 OVD voorstaat, was bereikt”, “in de aangegeven mate gegrond” na het besluit:

“Aangezien is komen vast te staan dat het niet strikt vervullen door [Nicolas Verstraete] van de formaliteit om tegelijkertijd een afschrift van het administratief beroepschrift te bezorgen aan het college van burgemeester en schepenen deze laatste niet in zijn belang heeft geschaad, en meer nog, er niet aan in de weg heeft gestaan dat aan het normdoel van deze formaliteit is voldaan, is het hanteren van de sanctie van onontvankelijkheid van het administratief beroep onevenredig met het vooropgestelde doel en al te streng”.

IV. Onderzoek van het middel

Standpunt Vlaamse Gewest

6. Het Vlaamse Gewest...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT