Décision judiciaire de Raad van State, 1 avril 2022

Date de Résolution 1 avril 2022
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 253.448 van 1 april 2022 in de zaak A. 219.674/XIV-37.117

In zake : XXXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Catherine Bibaer kantoor houdend te 2000 Antwerpen Britselei 47-49/5 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de STAD ANTWERPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel De Schoenmaeker kantoor houdend te 1930 Zaventem Luchthaven Nationaal 1J bij wie woonplaats wordt gekozen eveneens bijgestaan door advocaat Thomas De Donder kantoor houdende te 2018 Antwerpen Lange Lozanastraat 270 -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 10 juli 2016, strekt tot de nietigverklaring van de beslissing van 10 juni 2016 van de burgemeester van de stad Antwerpen waarbij aan verzoeker de zware tuchtstraf van het ontslag van ambtswege wordt opgelegd.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Bij arrest nr. 241.180 van 30 maart 2018 wordt het debat in de zaak heropend en wordt het door de auditeur-generaal aangewezen lid van het auditoraat gelast met het aanvullend onderzoek.

    XIV-37.117-1/116

    Adjunct-auditeur Frederick Ongena heeft een verslag opgesteld.

    Verzoeker heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021.

    Kamervoorzitter Geert Debersaques heeft verslag uitgebracht.

    Verzoeker, die verschijnt in persoon, advocaat Catherine Bibaer, die verzoeker bijstaat, en advocaten Inge Derde en Karl De Schoenmaeker, die verschijnen voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Alexander Van Steenberge heeft een eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  3. De feiten zijn uiteengezet in het arrest nr. 237.002 van 11 januari 2017. Er wordt naar verwezen.

    XIV-37.117-2/116

    IV. Onderzoek van de middelen

    A. Eerste middel

    Uiteenzetting van het middel

  4. In het eerste middel voert verzoeker de schending aan van de artikelen 3 en 54 van de wet van 13 mei 1999 ‘houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten’ (hierna: de tuchtwet), van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen’ (hierna: de wet van 29 juli 1991) en de materiëlemotiveringsplicht.

    In het eerste onderdeel stelt verzoeker dat de hem verweten feiten geen tuchtvergrijp uitmaken en bijgevolg geen aanleiding kunnen geven tot een tuchtstraf. Verzoeker verwijst daartoe naar het deskundigenverslag van het AIG en het advies van de Tuchtraad waaruit hij citeert. Verzoeker stelt dat hij niet is tekort gekomen aan zijn beroepsplichten en geen gedragingen heeft gesteld die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengen, zodat hem niet kan worden verweten een tuchtvergrijp te hebben gepleegd. In de bestreden beslissing stelt de hogere tuchtoverheid dat het deskundigenverslag noch het advies bindend zijn voor de hogere tuchtoverheid en dat dus geenszins zou vaststaan dat de in aanmerking genomen feiten geen tuchtvergrijp uitmaken. Hierbij gaat de hogere tuchtoverheid wel voorbij aan de hoedanigheid van het AIG als deskundige inzake tucht en de specialisatie van de Tuchtraad. Eenvoudig stellen dat de adviezen niet bindend zijn, volstaat niet als motivering van de bestreden beslissing.

    In het tweede onderdeel gaat verzoeker uit van het standpunt dat van de aanvankelijk zestien verweten tuchtfeiten in het voorstel tot zware straf, de verwerende partij in de intentie tot het afwijken van het advies van de Tuchtraad er nog drie behield, om er dan weer vijf in aanmerking te nemen in de

    XIV-37.117-3/116

    bestreden beslissing. Bij de handhaving van deze drie dan wel vijf tuchtfeiten, schendt de verwerende partij de materiëlemotiveringsplicht, omdat de door de hogere onjuist zijn, het bewijs niet leveren van het voorhanden zijn van een tuchtvergrijp en de bestreden beslissing niet kunnen schragen. Vervolgens bespreekt verzoeker omstandig de drie (en/of vijf) van de volgens hem, nog in aanmerking genomen feiten, “waarbij ten aanzien van elk van deze feiten geldt dat deze in redelijkheid niet kunnen leiden tot de vaststelling van een tuchtvergrijp in hoofde van de verzoekende partij.”

    In een derde onderdeel doet verzoeker gelden dat de formelemotiveringsverplichting is geschonden in de mate deze vereist dat de vermelde motieven draagkrachtig dienen te zijn ten aanzien van de beslissing tot ontslag van ambtswege. Volgens hem is het vooreerst “duidelijk dat de motivering van de afwijking van het advies van de Tuchtraad niet afdoende is, niet in het minste gezien aanvankelijk zestien procedures en de aanhangig making in de pers als tuchtfeiten werden weerhouden in het inleidend verslag, terwijl uit de bestreden beslissing blijkt dat enkel nog 3 (dan wel 5) procedures als tuchtfeit worden weerhouden. Uit de motivering van de bestreden beslissing blijkt geenszins om welke redenen de 3 (of zelfs 5) nog resterende procedures (tuchtfeiten) dezelfde beslissing van het ontslag van ambtswege kunnen schragen, temeer gezien de Tuchtraad reeds oordeelde dat ook deze 3 of zelfs 5 feiten geen tuchtfeiten zijn. Verder is het geenszins duidelijk of ook de persartikelen nog steeds als tuchtfeit worden weerhouden”. Daarnaast komt volgens verzoeker de verwerende partij in de bestreden beslissing terug op haar standpunt ingenomen in de intentie tot het afwijken van het advies van de Tuchtraad en worden de klachten met burgerlijke partijstelling die verzoeker heeft neergelegd alsnog als tuchtrechtelijk vergrijp beschouwd terwijl volgens verzoeker uit die intentie bleek dat enkel nog drie procedures als tuchtfeiten in aanmerking werden genomen. Alleen al uit de voortdurende wijziging in de grondslagen van de tuchtprocedure, blijkt volgens verzoeker de schending van de formelemotiveringsverplichting, “onder dit middel specifiek aangehaald in het kader van de verplichting tot gemotiveerde afwijking van het advies van de Tuchtraad. “Ten overvloede”

    XIV-37.117-4/116

    werpt verzoeker tot slot op dat hij ook voor de Tuchtraad heeft doen gelden dat hij niet kan worden gesanctioneerd voor zijn melding aan het Comité P. Ondanks het feit dat de hogere tuchtoverheid kennis heeft genomen van dat argument, gaat zij toch over tot ontslag van verzoeker, met expliciete verwijzing naar deze melding. Indien de hogere tuchtoverheid hiervan wenst af te wijken, behoort dit uiteraard in de bestreden beslissing te worden opgenomen opdat verzoeker de redenen kan begrijpen waarom hij toch wordt gesanctioneerd. Door dit niet te doen, wordt andermaal de formele motiveringsverplichting geschonden.

    In een vierde onderdeel doet verzoeker gelden dat de tuchtoverheid niet heeft voldaan aan de in artikel 54 van de Tuchtwet vervatte bijzondere motiveringsverplichting, “gezien de verleende motivering foutief is en niet draagkrachtig ten aanzien van de opgelegde tuchtsanctie.” Hoewel volgens verzoeker de motivering manifest foutief is, “blijkt ook geenszins om welke reden de vermeende feiten tuchtrechtelijk zouden kunnen worden gekwalificeerd en dus een inbreuk zouden kunnen vormen op de deontologische en wettelijke verplichtingen, rustende op verzoeker,” en wordt op geen enkele wijze door de verwerende partij aangeduid op basis van welke concrete wettelijke of reglementaire bepalingen die meent dat de drie of vijf door haar ultiem in aanmerking genomen feiten tuchtrechtelijk sanctioneerbaar zouden zijn, in afwijking van het advies van de Tuchtraad en van het AIG. In de intentie om af te wijken van het advies van de Tuchtraad wordt niet gemotiveerd waarom de aangehouden bepalingen alsnog kunnen worden weerhouden. De verwerende partij kan er volgens verzoeker “niet mee volstaan in de bestreden beslissing te verwijzen naar een “… gebrek aan essentieel gebrek [sic.] voor de Grondwet, de wetten van het Belgische volk én van de rechterlijke orde. …” […] zonder te bepalen waar de Grondwet zou geschonden zijn en zonder te bepalen welke ‘wetten van het Belgische volk’ er in concreto overtreden zouden zijn.”

  5. In de memorie van wederantwoord repliceert verzoeker, wat het tweede onderdeel betreft, vooreerst op de stelling van de verwerende partij dat hij met de tweede klacht bij de arbeidsauditeur een bij aanvang nutteloze

    XIV-37.117-5/116

    klacht zou hebben neergelegd, alsook op het standpunt van de verwerende partij inzake de melding in het dossier R. Voorts repliceert hij dat de verwijzing naar de criteria inzake onderscheid tussen tucht en evaluatie in de memorie van antwoord niet pertinent zijn vermits hij politieambtenaar is en er geen sprake is van disfunctioneren. Voorts stelt verzoeker vast dat de meerderheid van de door hem ingestelde procedures hem dus eigenlijk niet worden verweten en meer nog, dat blijkt dat ze hem nooit verwijtbaar zijn geweest, zodat wat dan ook juist onder de “opstapeling” van procedures dient te worden begrepen, niet eenduidig blijkt uit de lezing van het tuchtdossier en de opeenvolgende beslissingen van de verwerende partij. Tot slot wijst hij erop dat de verwerende partij het advies van de Tuchtraad en AIG verkeerd leest daar waar de verwerende partij stelt dat die de procedures afzonderlijk heeft beschouwd.

    Wat het derde onderdeel betreft repliceert verzoeker op de stelling van de verwerende partij dat met verjaarde tuchtfeiten rekening mag worden gehouden om het misbruik van procedures te illustreren. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de verjaarde feiten als illustratie van een welbepaald gedrag werden beschouwd. Verzoeker verwijst ter zake naar het tweede middel. Voorts gaat verzoeker omstandig in op het antwoord van de verwerende partij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT