Décision judiciaire de Raad van State, 15 mars 2022

Date de Résolution15 mars 2022
JuridictionUDN
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE XIIe KAMER A R R E S T

nr. 253.218 van 15 maart 2022 in de zaak A. 235.712/XII-9189

In zake: 1. de NV HYE 2. de BV BOSKALIS NEDERLAND samen vormend een tm bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Peter Flamey kantoor houdend te 2018 Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 16 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

de NV DE VLAAMSE WATERWEG bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Steven Van Geeteruyen en Laura Kempeneers kantoor houdend te 3700 Tongeren Piepelpoel 13 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partijen:

  1. de NV HERBOSCH-KIERE 2. de NV HENS samen vormende een tm bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Marco Schoups, Kris Lemmens en Ellen Gerits kantoor houdend te 2000 Antwerpen

    De Burburestraat 6-8, bus 5 bij wie woonplaats wordt gekozen

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de vordering

  2. De vordering, ingesteld op 17 februari 2022, strekt tot de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van “het besluit van De Vlaamse Waterweg zonder datum, genotificeerd met een schrijven van 3 februari 2022, waarbij de offerte van [de tijdelijke maatschap van de nv Hye

    XII-9189-1/20

    en de bv Boskalis Nederland] onregelmatig wordt verklaard en de aannemingsovereenkomst van werken voor ‘Schelde-Rijnverbinding: Aanleg van een wachtdok te Zandvliet’ volgens het bestek nr. ARO-21-9101, wordt toegewezen aan TM Herbosch-Kiere – Hens”.

    II. Verloop van de rechtspleging

  3. De verwerende partij heeft een nota ingediend.

    Met een verzoekschrift van 28 februari 2022 hebben de nv Herbosch-Kiere en de nv Hens, samen vormend een tm, gevraagd om in het administratief kort geding te mogen tussenkomen.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 8 maart 2022, om 14.00 uur.

    Staatsraad Pierre Barra heeft verslag uitgebracht.

    Advocaten Peter Flamey en Evi Mees, die verschijnen voor de verzoekende partijen, advocaat Laura Kempeneers, die verschijnt voor de verwerende partij, en advocaten Sophie Bleux en Kris Lemmens, die verschijnen voor de tussenkomende partijen, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Frederic Eggermont heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. De verwerende partij schrijft een overheidsopdracht uit voor werken met als voorwerp “Schelde-Rijnverbinding: Aanleg van een wachtdok te Zandvliet”. Het bestek nr. ARO-21-9101 is van toepassing.

    XII-9189-2/20

    De opdracht wordt geplaatst met een openbare procedure. De prijs is het enig gunningscriterium. De opdracht is opgedeeld in een vast en twee voorwaardelijke gedeelten. De opdracht wordt nationaal en Europees bekendgemaakt.

    3.2. Vijf ondernemingen dienen een offerte in, waaronder de verzoekende partijen met een offerteprijs van 17.984.618,94 euro, btw niet inbegrepen, en de tijdelijke maatschap van de nv Herbosch-Kiere en de nv Hens met een offerteprijs van 18.938.294,56 euro, btw niet inbegrepen.

    3.3. Op 2 december 2021 vraagt de verwerende partij aan de verzoekende partijen overeenkomstig artikel 36, § 2, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 ‘plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren’ (hierna: koninklijk besluit plaatsing 2017) om een prijsverantwoording in te dienen voor een aantal posten, namelijk voor de posten 1, 2, 3, 4 en 8 van het voorwaardelijk gedeelte 1 en voor de posten 9, 10 en 33 van het voorwaardelijk gedeelte 2.

    Op 12 december 2021 delen de verzoekende partijen hun prijsverantwoording mee.

    De verwerende partij vraagt de verzoekende partijen op 15 december 2021 om een bijkomende prijsverantwoording voor één bepaald kostenonderdeel in de prijsopbouw van de posten 2 en 3 van het voorwaardelijk gedeelte 1. De kwestieuze posten betreffen “de uitgraving met verwijdering voor gebruik buiten de werf of voor afvoer naar een TOP [tussentijdse opslagplaats] volgens 4-2.1.2.2, plaatselijke uitvoering”. Het bevraagde kostenonderdeel betreft de negatieve prijs van 4,00 euro/m³ in post 2 en 5,00 euro/m³ in post 3 voor de afzet van gronden in Rotterdam. Volgens de verwerende partij werd dit “cruciaal element […] niet verder […] onderbouwd” en vraagt zij “de bewijsstukken aan te leveren, waaruit blijkt dat deze prijzen marktconform zijn”.

    De verzoekende partijen dienen hieromtrent een bijkomende prijsverantwoording in op 19 december 2021.

    XII-9189-3/20

    De verzoekende partijen dienen ongevraagd nog een bijkomende prijsverantwoording in op 18 januari 2022.

    3.4. Op 22 december 2021 wordt het gunningverslag opgesteld. De verwerende partij heeft enkel rekening gehouden met de eerste twee prijsverantwoordingen. In dit verslag is de volgende beoordeling over de prijsverantwoording van de verzoekende partijen opgenomen:

    “Beoordeling van de prijsverantwoording van de laagste inschrijver

    Posten voor grondwerk:

    De grondwerken zouden uitgevoerd worden door Boskalis, lid van de tijdelijke maatschap Hye-Boskalis. De prijsverantwoording van Boskalis is erg gedetailleerd. Alle eenheidsprijzen voor de posten zijn opgedeeld in onderdelen, die op hun beurt duidelijk de uurtarieven en de beoogde rendementen weergeven. De samenstellende onderdelen zijn allemaal duidelijk weldoordacht. De rendementen liggen hoog, maar dat kan bij dit grootschalige werk. De uurtarieven lijken aanvaardbaar. Cruciaal element in de prijsopbouw is de negatieve prijs van 4 EUR/m³ (post 2) en 5 EUR/m³ (post 3) voor afzet van de grond in Rotterdam.

    Middels een bijkomende vraag heeft de aanbestedende overheid aan de TM Hye Boskalis gevraagd de bewijsstukken voor te leggen, waaruit moet blijken dat deze prijs marktconform is.

    De TM Hye Boskalis heeft geantwoord: ‘Boskalis is de grootste leverancier van zand op de Nederlandse markt en wint en verkoopt jaarlijks via haar zandhandel tussen de 3 en 5 miljoen m³ zand (2021: 4.2 mio m³, incl. deelnemingen). Daarnaast levert Boskalis zand aan de eigen projecten. De zandleverantie aan eigen projecten (2021: 4.1 mio m) fluctueert vanzelfsprekend over de jaren in enige mate, afhankelijk van het projectvolume in de orderportefeuille. Het zand dat vrijkomt bij het baggeren van het wachtdok willen wij bij voorkeur toepassen in een eigen project. Gezien de uitvoeringsperiode van de werken in Zandvliet kunnen wij nu nog niet aangeven welk project hiervoor in aanmerking komt. Dit is afhankelijk van de uitvoeringsperiode van de werken in Zandvliet in combinatie met de projecten die wij op dat moment in uitvoering hebben.

    Wij hebben de waarde van het zand ingeschat op basis van het door OG aangeleverde grondonderzoek. Een voorbeeld van een leverantiecontract aan een project is als bijlage toegevoegd. Hierbij heeft het project Maasbaggeren zand geleverd ten behoeve van het dempen van de Rijnhaven. De verkoopprijs op dat project bedroeg Euro 6,50 per beun-m³. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voor dit zand een korreldiameter ≥

    XII-9189-4/20

    250 μm vereist was. Voor het zand uit Zandvliet verwachten wij een mindere kwaliteit (lemig zand: kleinere en meer [wisselende] korreldiameter) waardoor wij de waarde naar beneden hebben bijgesteld.’

    Het bijgevoegde leverantiecontract, dat bij wijze van voorbeeld werd meegestuurd, handelt over de verkoop van een partij van 80.000m³ maaszand. De waarde ervan wordt bepaald op 6,5 EUR/m³. Voor het project te Zandvliet gaat het om bijna 300.000 m³ en werd deze prijs omwille van ‘een mindere kwaliteit... naar beneden ... bijgesteld.’ Naar 4,00 resp 5,00 EUR voor grond afkomstig uit de paaiplaats enerzijds en uit het dok anderzijds, zonder verdere detaillering of argumentatie.

    De inschrijver stelt dat deze prijs werd bepaald ‘op basis van het door opdrachtgever aangeleverde grondonderzoek’ en dus expliciet niet op basis van ‘eigen boringen en bevindingen’ wat nochtans in het bestek vereist wordt. Het bestek ste[l]t bovendien [dat] ‘het grondmechanisch onderzoek tot doel had om de in de rapporten genoemde grondmechanische karakteristieken te onderzoeken en dat bijgevolg de aanbestedende overheid geen enkele waarborg geeft over interpretaties voor andere grondmechanische problemen’.

    De aanbestedende overheid kan op basis van de aangeleverde elementen niet besluiten dat het vermoeden van abnormale prijs wordt weerlegd voor de posten 2 en 3 uit het voorwaardelijk deel 1.

    Voor post 8 lijken de voorgestelde prijsonderdelen en rendementen goed onderbouwd en aanvaardbaar. De voorziene...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT