Décision judiciaire de Raad van State, 3 mars 2022
Date de Résolution | 3 mars 2022 |
Juridiction | Cassatie |
Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
VIIe KAMER
A R R E S T
nr. 253.146 van 3 maart 2022 in de zaak A. 231.779/VII-40.922
In zake : het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Gregory Verhelst kantoor houdend te 2000 Antwerpen Bouwmeestersstraat 11 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
Roger DE RESE (overleden) geding hervat tegen 1. Rose-Anne VERSCHEURE, Doornstraat 316, 8200 Brugge 2. Veronique DE RESE, Woudweg naar Zedelgem 30, 8490 Jabbeke 3. Stefaan DE RESE, Stationsweg 16, 8380 Brugge 4. Ignace DE RESE, Zonnelaan 53, 8430 Middelkerke
-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep
-
Het cassatieberoep, ingesteld op 14 september 2020, strekt tot de
nietigverklaring van arrest nr. HHC-I-1920-0038 van het Handhavingscollege van
4 augustus 2020 in de zaak 1819-HHC-0054-I.
II. Verloop van de rechtspleging
-
Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 8
oktober 2020.
VII-40.922-1/12
Nadat het verzoekschrift werd betekend aan Roger De Rese heeft
zijn raadsman met een brief van 17 november 2020 laten weten dat zijn cliënt op 16
november 2020 is overleden.
De verzoekende partij heeft een verzoek tot hervatting van het
geding ingediend tegen de erfopvolgers van Roger De Rese.
De verzoekende partij heeft een toelichtende memorie
ingediend.
Eerste auditeur-afdelingshoofd Peter Provoost heeft op 24 juni
2021 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van
30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van
State’.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft
plaatsgevonden op 10 februari 2022.
Staatsraad Eric Brewaeys heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Evelien Bruyninckx, die loco advocaat Gregory
Verhelst verschijnt voor de verzoekende partij, is gehoord.
Eerste auditeur-afdelingshoofd Peter Provoost heeft een met dit
arrest andersluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der
talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973.
VII-40.922-2/12
III. Feiten
3.1. In het bestreden arrest worden de feiten kort samengevat als
volgt:
“Op 24 november 2018 controleert de gewestelijke toezichthouder van het Agentschap voor Natuur en Bos een groep jagers op het bezit en het bij zich dragen van het jachtverlof en gebruik van toegelaten munitie voor de jacht. Bij deze controle wordt bij de verzoekende partij vastgesteld dat de munitie in zijn jachtgeweer loodhagel bevat.
Deze vaststellingen worden opgenomen in het verslag van vaststelling nr. VV.IW.63A.048/18, afgesloten op 3 december 2018 en verzonden op 6 december 2018.
Met een brief van 17 december 2018 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt ze de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. In hetzelfde aangetekend schrijven werd een voorstel tot betaling van een geldsom gedaan, waarop de verzoekende partij niet is ingegaan.
De verzoekende partij bezorgt zijn schriftelijk verweer met een email van 10 januari 2019 aan de gewestelijke entiteit.
Op 19 februari 2019 organiseert de gewestelijke entiteit een hoorzitting in aanwezigheid van de verzoekende partij en haar raadsman.
De gewestelijke entiteit legt op 19 april 2019 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 20 december 2019”.
3.2. Roger De Rese dient bij het Handhavingscollege een beroep in
tegen deze beslissing van 19 april 2019. Met arrest HHC-I-1920-0038 van
4 augustus 2020 vernietigt het Handhavingscollege de beslissing van de
gewestelijke entiteit. Dit is het bestreden arrest, waarvan de motivering als volgt
luidt:
“Beoordeling door het College 1 Toepasselijke regelgeving Artikel 10 van het Jachtvoorwaardenbesluit stelt: 'Voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding worden in voorkomend geval de volgende soorten munitie gebruikt: 1° voor ree: kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de normale trefenergie minimaal 980 J op 100 m afstand van de loopmond bedraagt;
VII-40.922-3/12
2° voor edelhert, wild zwijn, moeflon en damhert: a) kogelpatronen voor getrokken loop met een nominaal kaliber, uitgedrukt of omgerekend in millimeter niet kleiner dan 6,5 mm, waarvan de normale trefenergie minimaal 2200 J op 100 m afstand van de loopmond bedraagt; b) kogelpatronen voor gladde loop van het kaliber 20, 16 en 12; 3° voor klein wild: hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een diameter van 4 mm niet overschrijdt; 4° voor waterwild: hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een diameter van 4 mm niet overschrijdt; 5° voor overig wild: hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een diameter van 4 mm niet overschrijdt of kogelpatronen.
In afwijking van het eerste lid, 4°, is het voor het uitoefenen van bijzondere jacht en bestrijding toegestaan voor waterwild gebruik te maken van kogelpatronen, op voorwaarde dat deze niet in een horizontale baan afgeschoten worden.
Met behoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid is het voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding verboden om de volgende soorten munitie te gebruiken: 1° randvuurkogelpatronen; 2° fosforkogelpatronen; 3° lichtspoorkogelpatronen; 4° patronen met een volmantel en kogels die niet vervormen bij het treffen; 5° loodhagel; 6° zinkhagel.’
Artikel 16.3.23 DABM stelt: ‘Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk kunnen de toezichthouders een verslag van vaststelling opstellen. Ze bezorgen dat onmiddellijk aan de gewestelijke entiteit. Ze bezorgen gelijktijdig een...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI