Décision judiciaire de Raad van State, 13 janvier 2022

Date de Résolution13 janvier 2022
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 252.613 van 13 januari 2022 in de zaak A. 233.317/VII-41.068

In zake : de PROVINCIE VLAAMS-BRABANT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Michel van Dievoet kantoor houdend te 1000 Brussel Wolstraat 56 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

  1. René WILLEMS 2. Godelieve VAN DER BIEST 3. Marleen DHONDT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Pieter Dewaele kantoor houdend te 8500 Kortrijk Groeningestraat 33 bij wie woonplaats wordt gekozen

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  2. Het cassatieberoep, ingesteld op 31 maart 2021, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-2021-0663 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 18 februari 2021 in de zaak 1920-RvVb-0089-SA.

    II. Verloop van de rechtspleging

  3. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 10 mei 2021.

    VII-41.068-1/10

    De verwerende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft op 3 september 2021 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.

    De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 23 december 2021.

    Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Michel van Dievoet, die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Hélène Decraene, die loco advocaat Pieter Dewaele verschijnt voor de verwerende partijen, zijn gehoord.

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  4. Met een besluit van 22 augustus 2019 verklaart de deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant (hierna: provincie) het administratief beroep van René Willems e.a. tegen de vergunningsbeslissing van 20 mei 2019 van het

    VII-41.068-2/10

    college van burgemeester en schepenen van de gemeente Asse (hierna: gemeente) onvolledig.

  5. Het bestreden arrest verwerpt de exceptie van de provincie wegens gebrek aan belang van René Willems e.a., verklaart het eerste middel van René Willems e.a. gegrond en vernietigt bijgevolg de beslissing van de provincie.

    De RvVb besluit dat de provincie artikel 57, tweede en derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (hierna: OVD) onrechtmatig toepast om tot de onvolledigheid van het administratief beroep en de stopzetting van de beroepsprocedure te besluiten.

    IV. Onderzoek van het middel

    Standpunt provincie

    5. De provincie voert de schending aan van de artikelen 56, 57 en 58 OVD, artikel 74, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het omgevingsvergunningsdecreet (hierna: OVB) en artikel 149 van de Grondwet.

    Zij stelt vast dat de RvVb in het bestreden arrest de mening toegedaan is dat artikel 57, tweede en derde lid, OVD enkel kan worden toegepast om de inventaris dan wel die stukken op te vragen die een beroepsindiener daadwerkelijk als overtuigingsstuk wil aanwenden maar nagelaten heeft bij het beroepschrift te voegen. Volgens de RvVb kan het door de provincie gevoerde verweer dat het bewijs van de gelijktijdige en beveiligde zending van het afschrift van het beroepschrift “noodgedwongen” tot de overtuigingsstukken behoort, niet worden bijgetreden.

    Zij betoogt dat de provinciale omgevingsambtenaar in deze zaak heeft vastgesteld dat de bewijzen van gelijktijdige verzending van een afschrift van het beroepschrift naar de aanvrager en naar het college van burgemeester en

    VII-41.068-3/10

    schepenen niet waren gevoegd, zodat zij aan de initiële beroepsindieners gevraagd heeft om deze bewijsstukken alsnog binnen een termijn van 14 dagen te bezorgen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT