Décision judiciaire de Raad van State, 13 janvier 2022
Date de Résolution | 13 janvier 2022 |
Juridiction | Cassatie |
Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
VIIe KAMER
A R R E S T
nr. 252.610 van 13 januari 2022 in de zaak A. 232.590/VII-40.991
In zake : 1. Johan OPDEBEECK 2. Kristine VERHULSEL bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Cies Gysen kantoor houdend te 2800 Mechelen Antwerpsesteenweg 16-18 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
de DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD
VAN ANTWERPEN
-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep
-
Het cassatieberoep, ingesteld op 28 december 2020, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-2021-0291 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 19 november 2020 in de zaak 1920-RvVb-0420-A.
II. Verloop van de rechtspleging
-
Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 8 februari 2021.
De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partijen hebben een memorie van wederantwoord ingediend.
VII-40.991-1/9
Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft op 11 mei 2021 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.
De verzoekende partijen hebben een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 23 december 2021.
Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Lennart Nijs, die loco advocaat Cies Gysen verschijnt voor de verzoekende partijen, is gehoord.
Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Feiten
-
Met een besluit van 21 november 2019 weigert de deputatie van de provincieraad van Antwerpen (hierna: deputatie) aan de verzoekende partijen een stedenbouwkundige vergunning te verlenen “voor de uitbreiding van hun oostelijk gelegen tuinbouwserre”. Met hetzelfde besluit werd hen een omgevingsvergunning verleend “voor de sloop van een deel van hun meest westelijk gelegen tuinbouwserre”.
VII-40.991-2/9
4. Het bestreden arrest verwerpt hun middel waarin zij in essentie hebben gesteld dat de deputatie geen vergunning kan weigeren door louter te verwijzen naar de reservatiestrook.
Het bestreden arrest oordeelt dat: - uit het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer minstens blijkt dat niet uitdrukkelijk de mogelijkheid werd geboden de afwijkingsregeling in artikel 4.3.8, § 2, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna: VCRO) toe te passen (randnr. 2); - het niet blijkt dat de bestreden beslissing niet afdoende of onzorgvuldig of kennelijk onredelijk is gemotiveerd (randnr. 3).
IV. Onderzoek van het middel
Standpunt verzoekende partijen
5. De verzoekende partijen voeren de schending aan van artikel 149 van de Grondwet, artikel 4.3.1, § 1 juncto 1.1.4 en artikel 4.3.8, § 2, VCRO, artikel 61 van het decreet van 8 december 2017 ‘houdende wijziging van diverse bepalingen inzake...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI