Décision judiciaire de Raad van State, 26 octobre 2021

Date de Résolution26 octobre 2021
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

A R R E S T

nr. 251.938 van 26 oktober 2021 in de zaak A. 226.572/X-17.367

In zake : Rodolphe DE LIEDEKERKE bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Thomas Eyskens kantoor houdend te 1000 Brussel Bischoffsheimlaan 33 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

  1. de GEMEENTE BERTEM bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Isabelle Larmuseau kantoor houdend te 9000 Gent Kasteellaan 141 bij wie woonplaats wordt gekozen eveneens bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Matthias Strubbe kantoor houdend te 8020 Oostkamp Hertsbergsestraat 4

  2. het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Jan Bergé en Kristien Vanderheiden kantoor houdend te 3000 Leuven Diestsevest 47 bus 001 bij wie woonplaats wordt gekozen

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  3. Het beroep, ingesteld op 2 november 2018, strekt tot de nietigverklaring van: a. het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Bertem van 26 juni 2018 houdende de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Meergezinswoningen’ b. de beslissing van de dienst Milieueffectrapportage van het Vlaamse Gewest van 21 maart 2017 dat de opmaak van een planmilieueffectrapport niet nodig is.

    X-17.367-1/20

    II. Verloop van de rechtspleging

  4. Bij arrest nr. 249.943 van 2 maart 2021 wordt het debat heropend.

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft een aanvullend verslag opgesteld.

    De verwerende partijen en verzoeker hebben een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021.

    Staatsraad Stephan De Taeye heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Thomas Eyskens, die verschijnt voor verzoeker, advocaat Pieter-Jan Defoort, die loco advocaten Matthias Strubbe en Isabelle Larmuseau verschijnt voor de eerste verwerende partij en advocaat Jutte Nijs, die loco advocaten Jan Bergé en Kristien Vanderheiden verschijnt voor de tweede verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur An Van den broeck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Verzoeker is eigenaar en bewoner van de woning, gelegen aan de Kerkring 3 te Leefdaal (hierna: verzoekers woning), en tevens onverdeeld eigenaar van het bebouwde terrein, gelegen aan de hoek van de Dorpstraat en de Kerkring,

    X-17.367-2/20

    met als adres Dorpstraat 512 te Leefdaal (hierna: verzoekers onverdeelde eigendom).

    3.2. Op 5 oktober 2015 beslist het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Bertem aan Interleuven de opdracht te geven om een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Meergezinswoningen’ (hierna: het gemeentelijk RUP) op te maken.

    3.3. Op basis van het screeningsdossier en de uitgebrachte adviezen concludeert de dienst Milieueffectrapportage (de dienst Mer) op 21 maart 2017 “dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is”.

    Dit is het tweede bestreden besluit.

    3.4. Op 25 oktober 2017 wordt een plenaire vergadering over het voorontwerp van het gemeentelijk RUP gehouden.

    3.5. Op 30 januari 2018 stelt de gemeenteraad van de gemeente Bertem het ontwerp van het gemeentelijk RUP voorlopig vast.

    3.6. In de toelichtingsnota bij het gemeentelijk RUP wordt de volgende “aanleiding” voor de opmaak van het gemeentelijk RUP uiteengezet:

    “Omwille van haar strategische ligging tussen Brussel en Leuven ondervindt de gemeente Bertem een alsmaar groter wordende verstedelijkingsdruk. Dit resulteert onder andere in een stijgende vraag van projectontwikkelaars om meergezinswoningen te realiseren op haar grondgebied. Een ongebreidelde wildgroei van bouwprojecten strookt echter niet met de filosofie van Bertem als landelijke gemeente tussen Brussel en Leuven. Het gemeentebestuur streeft dan ook een gedifferentieerd ruimtelijk beleid na dat zich baseert op kernversterking van het centrum van Bertem en in zekere mate ook van het centrum van de deelgemeente Leefdaal. Daarentegen moet het kleinschalige karakter van het dorp Korbeek-Dijle behouden blijven. Dit beleid vertaalt zich onder meer in een visie op de toekomstige ontwikkeling van meergezinswoningen met de opmaak van een strategisch RUP, waarbij de gemeente als actor een belangrijke rol speelt.”

    X-17.367-3/20

    Onder “doelstellingen” wordt in de toelichtingsnota onder meer het volgende gesteld:

    “Het RUP ‘Meergezinswoningen’ zal belangrijke lijnen uitzetten voor het gemeentelijk beleid inzake de realisatie van nieuwbouwprojecten met meerdere entiteiten en het opdelen van bestaande gebouwen tot meergezinswoningen. Het RUP bepaalt waar in de gemeente in de toekomst eventueel meergezinswoningen kunnen worden gerealiseerd en waar dit niet meer mogelijk zal zijn.”

    3.7. Verzoekers eigendommen vallen buiten de overdruk ‘verbod op meergezinswoningen’ (artikel 1 van de stedenbouwkundige voorschriften van het gemeentelijk RUP). Hierna volgt een (gedeeltelijke) weergave van het grafisch plan met benaderende aanduidingen van verzoekers woning en verzoekers onverdeelde eigendom:

    3.8. Tijdens het openbaar onderzoek, dat van 26 februari tot en met 26 april 2018 over het ontwerp van het gemeentelijk RUP wordt georganiseerd, brengt de deputatie van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant een advies uit en worden vier bezwaarschriften ingediend, waaronder door verzoeker.

    X-17.367-4/20

    verzoekers

    woning

    verzoekers onverdeelde eigendom

    3.9. In zitting van 14 juni 2018 bespreekt de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening van de gemeente Bertem (hierna: de Gecoro) de bezwaren en brengt zij een advies uit.

    3.10. Op 26 juni 2018 stelt de gemeenteraad van de gemeente Bertem het gemeentelijk RUP definitief vast.

    Dit is het eerste bestreden besluit. De bestemmingsvoorschriften van artikel 1.1 van de overdruk ‘verbod op meergezinswoningen’ luiden:

    “Art. 1.1. –Bestemming

    Binnen deze zone is het verboden om een meergezinswoning op te richten, alsook een eengezinswoning of eender ander bestaand gebouw om te vormen naar een meergezinswoning. Het onder strikte voorwaarden creëren van een meergezinswoning in bestaande markante gebouwen en bestaande vergund(e) (geachte) grote eengezinswoningen wordt echter wel als een uitzonderingsbepaling ingeschreven in de verbodszone van het RUP.”

    IV. Onderzoek van het eerste middel

    Standpunt van de partijen

    4.1. Verzoeker neemt een eerste middel uit de schending van “art. 4.2.3. en 4.2.6., § 2 van het Decreet Algemene Milieubepalingen [DABM], het materieel motiveringsbeginsel, het redelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel als algemene rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur, en met toepassing van art. 159 van de Grondwet”.

    4.1.1. Verzoeker zet uiteen dat de screeningsnota onder de titel van de plan-milieueffectrapportageplicht (plan-MER-plicht) enkel de hypothese van een ‘klein gebied op lokaal niveau’ behandelt, zodat de beslissing van de dienst Mer enkel op deze voorwaarde betrekking kan hebben. Hij betoogt dat de dienst Mer niet op wettige wijze heeft vastgesteld dat het gemeentelijk RUP het gebruik bepaalt van een ‘klein gebied op lokaal niveau’. De kwalificatie van een ‘klein gebied’ wordt eenvoudigweg geponeerd, zonder dat hieraan ernstig onderzoek ten

    X-17.367-5/20

    grondslag ligt. Verzoeker wijst erop dat de gemeente 415,7 ha (of, 4,15 km²) woongebied in ruime zin telt, hetgeen 13,96 % van het gemeentelijk grondgebied betreft. Een groot deel daarvan wordt door het gemeentelijk RUP herbestemd (door het principieel verbod op meergezinswoningen). Hij meent dat het niet kennelijk onredelijk is om te besluiten dat een grondgebiedsaandeel van méér dan 10% niet als klein kan worden gekwalificeerd.

    4.1.2. Verzoeker betoogt dat hij in zijn bezwaarschrift heeft betwist dat het gemeentelijk RUP betrekking heeft op een ‘klein gebied op lokaal niveau’, en stelt vast dat de Gecoro zijn bezwaar deels gegrond heeft bevonden. Enerzijds, antwoordt de Gecoro dat het “juist” is dat het plan betrekking heeft op een ‘klein gebied op lokaal niveau’, zonder evenwel concreet in te gaan op het bezwaar en de redenen aan te geven waarom er sprake zou zijn van een klein gebied op lokaal niveau, anderzijds, verklaart deze commissie het bezwaar “zonder voorwerp” omdat het plan een ‘kleine wijziging’ zou inhouden. Bovendien moet volgens de Gecoro een en ander worden toegelicht in de toelichtingsnota bij het gemeentelijk RUP, waarmee impliciet doch zeker wordt aangegeven dat noch de screeningsnota noch de beslissing van de dienst Mer op dit punt afdoende verantwoording bieden. Nu de toelichtingsnota evenmin de concrete redenen vermeldt waarom het gemeentelijk RUP betrekking zou hebben op een ‘klein gebied op lokaal niveau’, volgt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT