Décision judiciaire de Raad van State, 10 juin 2021

Date de Résolution10 juin 2021
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 250.850 van 10 juni 2021 in de zaak A. 231.213/VII-40.868

In zake : de NV JONCKVANSTEEN WEVERIJ bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Frank Vanden Berghe kantoor houdend te 8500 Kortrijk Beneluxpark 15 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN VAN DE GEMEENTE ZONNEBEKE bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jacky D’Hoest kantoor houdend te 8310 Assebroek (Brugge)

Baron Ruzettelaan 27 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Jürgen Vanpraet en Bram Van Den Berghe kantoor houdend te 8820 Torhout

Oostendestraat 306 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van het beroep

1. Het cassatieberoep, ingesteld op 3 juli 2020, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-1920-0864 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 26 mei 2020 in de zaak 1718-RvVb-0658-A.

VII-40.868-1/16

‡BAGVKEEFC-BEFHFGU‡

“Voor zoveel als nodig” wordt met hetzelfde verzoekschrift ook cassatieberoep ingesteld tegen arrest nr. RvVb-A-1920-0865 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 26 mei 2020 in de zaak 1718-RvVb-0661- A.

II. Verloop van de rechtspleging

2. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van

3 september 2020.

De verwerende partij heeft een memorie van antwoord en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

Het Vlaamse gewest heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 20 oktober 2020. De tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

Eerste auditeur Tom De Waele heeft een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State (hierna: cassatieprocedurebesluit).

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021.

Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

Eerste auditeur Tom De Waele heeft een met dit arrest andersluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (hierna: RvS-wet).

VII-40.868-2/16

‡BAGVKEEFC-BEFHFGU‡

III. Feiten

3.1. Bij besluit van 9 april 2018 verleent de Vlaamse regering aan de nv Jonckvansteen Weverij (hierna: Jonckvansteen) een omgevingsverguning “voor de bouw en de exploitatie van één windturbine (WT2)” en weigert dezelfde regering een omgevingsvergunning “voor een andere windturbine (WT1)”.

3.2. Het bestreden arrest nr. RvVb-A-1920-0864 vernietigt op vordering van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Zonnebeke, na de gegrondverklaring van het eerste onderdeel van het eerste middel, voormelde vergunningsbeslissing en weigert de aangevraagde omgevingsvergunning voor de bouw en de exploitatie van twee windturbines.

Het bestreden arrest nr. RvVb-A-1920-0865 verwerpt de vordering van Degrauwe-Reynaert tot vernietiging van voormelde vergunningsbeslissing “bij gebrek aan voorwerp” na de vaststelling dat deze vergunningsbeslissing met het eerste bestreden arrest werd vernietigd.

IV. Onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tegen het tweede bestreden arrest

4.1. Luidens artikel 3, § 2, 9° van het cassatieprocedurebesluit moet het verzoekschrift “een uiteenzetting van de cassatiemiddelen bevatten”.

Onder ‘cassatiemiddel’ moet een voldoende duidelijke omschrijving van de door het bestreden arrest geschonden rechtsregel of rechtsbeginsel worden begrepen.

Onder ‘uiteenzetting’ van het cassatiemiddel moet worden begrepen de wijze waarop die rechtsregel of dat rechtsbeginsel door de bestreden uitspraak wordt miskend.

VII-40.868-3/16

‡BAGVKEEFC-BEFHFGU‡

4.2. Jonckvansteen formuleert drie middelen tegen het eerste bestreden arrest. Zij formuleert geen middelen tegen het tweede bestreden arrest.

4.3. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen het tweede bestreden arrest is het onontvankelijk.

V. Onderzoek van de middelen tegen het eerste bestreden arrest

  1. Eerste middel

Standpunt van Jonckvansteen

5. Jonckvansteen voert de schending aan van artikel 1.1 van het bij besluit van 19 mei 2006 van de Vlaamse regering definitief vastgestelde Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Historisch gegroeid bedrijf Jonckvansteen nv” (hierna: GRUP)

“Eerste onderdeel

Doordat de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) in het bestreden arrest RvVb-A-1920-0864 van oordeel is dat er geen sprake is van een nevenactiviteiten binnen het GRUP omdat de windturbine ‘geen kleine of middelgrote installatie’ is maar een ‘installatie met industriële kenmerken’ terwijl art. 1.1. van het GRUP nergens de restrictie bevat dat een installatie in nevenbestemming maar ‘klein of middelgroot zou mogen zijn of ‘geen industriële kenmerken’ zou mogen vertonen en enkel bepaalt: ‘nevenactiviteiten zijn enkel toegelaten in zoverre deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van het historisch gegroeid bedrijf’ en, het tweede onderdeel

Doordat in het bestreden arrest RvVb-A-1920-0864 ‘noodzakelijke’ activiteiten worden opgevat als activiteiten die ofwel voortspruiten uit ‘enige reglementaire of dwingende ruimtelijke of sectorale regeling die het bedrijf verplicht om te voorzien in haar eigen energiebehoefte’ ofwel activiteiten zijn die voor het bedrijf ‘van vitaal belang’ zijn in de zin dat de ‘(verdere) exploitatie van de historisch gegroeide weverij en spinnerij valt of staat met de aan-of afwezigheid van een eigen energieopwekking’.

VII-40.868-4/16

‡BAGVKEEFC-BEFHFGU‡

Terwijl het [G]RUP die restrictie niet bevat en het in de eerste plaats aan de exploitant is om te oordelen of een constructie of activiteit voor het bedrijf ‘noodzakelijk’ is”.

Over het eerste onderdeel licht zij toe dat het bestreden arrest “het begrip nevenbestemming van het [G]RUP” schendt door “een voorwaarde toe [te voegen] aan het [G]RUP die het [G]RUP zelf niet bevat” aangezien 1) de in het GRUP niet gedefinieerde “nevenactiviteit een activiteit is die ‘van ondergeschikt belang is in vergelijking met de (hoofd-)activiteit’” en de “hoofdzaak” van haar bedrijf “onbetwist het weven en spinnen” is “en de voorziene energieopwekking […] hier ook aan ondergeschikt” is, en 2) het “groot en zichtbaar aanwezig zijn in het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT