Décision judiciaire de Raad van State, 25 mai 2020

Date de Résolution25 mai 2020
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 247.612 van 25 mei 2020 in de zaak A. 223.671/VII-40.126

In zake : de NV BABEMO bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Ilse Cuypers kantoor houdend te 2600 Antwerpen Posthofbrug 6 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Jan Bergé en Kristien Vanderheiden kantoor houdend te 3000 Leuven

Diestsevest 47, bus 001 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 2 november 2017, strekt tot de gedeeltelijke nietigverklaring van het besluit van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw van 11 september 2017 dat - het beroep van verzoekster tegen het besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (hierna: OVAM) van 29 januari 2015 dat verzoekster aanmaant tot het uitvoeren van het beschrijvend bodemonderzoek voor de historische verontreiniging met zware metalen en minerale olie in het vaste deel van de bodem en met minerale olie en VOCl‟s in het grondwater op het kadastraal perceel 408W, gegrond verklaart, - het voormeld besluit van de OVAM van 29 januari 2015 opheft, - het beroep van verzoekster tegen het besluit van de OVAM van 10 juli 2015 dat beslist dat de aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht van de eigenares voor de historische verontreiniging op het kadastraal perceel 428N niet

    VII-40.126-1/22

    ontvankelijk is en dat verzoekster niet aantoont dat zij niet verplicht is om het beschrijvend bodemonderzoek en de eventuele bodemsanering uit te voeren voor de historische verontreiniging op het kadastraal perceel 408W, gegrond verklaart voor wat betreft het kadastraal perceel 408W en ongegrond verklaart voor wat betreft het kadastraal perceel 428N, - het voormeld besluit van de OVAM van 10 juli 2015 opheft voor wat betreft het kadastraal perceel 408W en bevestigt voor wat betreft het kadastraal perceel 428N.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Adjunct-auditeur Benny De Sutter heeft een verslag opgesteld.

    De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend.

    Met akkoord van alle partijen is de zaak behandeld overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 12 van 21 april 2020 „met betrekking tot de verlenging van de termijnen van de rechtspleging voor de Raad van State en de schriftelijke behandeling van de zaken‟, waarvan de termijn is verlengd bij koninklijk besluit van 4 mei 2020 en 18 mei 2020.

    Adjunct-auditeur Benny De Sutter heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Ingevolge de mededeling van dit advies aan de partijen op 4 mei 2020, is het debat gesloten en is de zaak in beraad genomen.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State,

    VII-40.126-2/22

    gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Sinds 30 september 1996 is verzoekster eigenares van een grond gelegen aan de Emmanuellaan te Machelen, kadastraal gekend als eerste afdeling, sectie A, nr. 408W en van een magazijn gelegen aan de Generaal Lemanlaan 2 te Machelen, kadastraal gekend eerste afdeling, sectie A, nr. 428N.

    3.2. Bij ministerieel besluit van 22 mei 2006 ʻhoudende toepassing van artikel 48 tot afwijking van de toepassing van artikel 37 tot en met 39 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsaneringʼ wordt de overdracht (huur voor meer dan 1 jaar) door verzoekster van het kadastraal perceel 428N toegestaan “zonder dat voorafgaand aan de overdracht de verplichtingen zoals omschreven in Afdeling 2 van Hoofdstuk V van het bodemsaneringsdecreet worden nageleefd”.

    Het ministerieel besluit bepaalt dat - de verplichtingen in het kader van de bodemsanering met betrekking tot het kadastraal perceel 428N door verzoekster worden uitgevoerd conform de eenzijdige verbintenis tot oriënterend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg die zij aangaat jegens de OVAM, - verzoekster daartoe een financiële zekerheid stelt.

    In het kader van deze overdracht gaat verzoekster op 9 juni 2006 een eenzijdige verbintenis tot oriënterend bodemonderzoek, bodemsanering en nazorg aan voor het kadastraal perceel 428N. Zij stelt tevens een financiële zekerheid tot waarborg van die verbintenis.

    3.3. In de loop van 2006 wordt in opdracht van verzoekster een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het verslag blijkt dat voor voormelde percelen er ernstige aanwijzingen zijn dat er een historische

    VII-40.126-3/22

    bodemverontreiniging voorkomt die een ernstige bedreiging vormt. De algemene

    conclusie van het oriënterend bodemonderzoek luidt:

    “De percelen 408W en 428W [lees: 428N] vertonen sterk verhoogde concentraties aan zware metalen en MO in de grond en VOCl's en MO in het grondwater. Deze concentraties zijn historisch, vormen een ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging en dienen verder in een BBO onderzocht te worden. Beide percelen worden opgenomen in het register van verontreinigde gronden”.

    3.4. Bij aangetekend schrijven van 5 februari 2007 deelt de OVAM aan verzoekster mee dat het oriënterend bodemonderzoek voldoet aan de voorwaarden en dat een beschrijvend bodemonderzoek noodzakelijk is voor beide percelen. Tevens deelt de OVAM mee dat ze, overeenkomstig artikel 30, § 2, van het decreet van 22 februari 1995 ʻbetreffende de bodemsaneringʼ (hierna: bodemsaneringsdecreet), aan de Vlaamse regering zal voorstellen om de gronden aan te wijzen als historisch verontreinigde grond waar bodemsanering noodzakelijk is.

    3.5. Naar aanleiding van het “reeds uitgevoerde onderzoek „Brownfield problematiek Vilvoorde-Machelen: inventarisatie en karakterisatie van de grondwaterverontreiniging‟” neemt de OVAM bij besluit van 18 februari 2008 “De projectzone regionale grondwaterverontreiniging Vilvoorde-Machelen” (652 percelen en een aantal openbare domeinen) overeenkomstig artikel 47ter van het bodemsaneringsdecreet op in een site “wat de regionale grondwaterverontreiniging op die gronden betreft”. Het besluit beoogt een integrale aanpak van deze verontreinigde of potentieel verontreinigde percelen te kunnen realiseren. De percelen van verzoekster maken deel uit van deze site.

    Bij ministerieel besluit van 21 februari 2008 wordt een regeling op grond van artikel 48ter van het bodemsaneringsdecreet vastgesteld. De OVAM wordt gelast met het opstellen van een beschrijvend bodemonderzoek en bodemsaneringsproject voor de regionale grondwaterverontreiniging op de gronden gelegen binnen voormelde site. Het ministerieel besluit onderscheidt regionale en lokale grondwaterverontreiniging:

    VII-40.126-4/22

    “1° Regionale grondwaterverontreiniging: complexe grondwater- verontreiniging met voornamelijk gechloreerde solventen die ontstaan is uit verschillende bronzones, waarvan de omvang en het tijdstip van ontstaan niet altijd gekend is. De vuilvracht wordt voornamelijk aangetroffen in de bovenste 14 m en wordt gekenmerkt door een belangrijke verspreiding in de bodemlaag tussen 8 en 14 m beneden maaiveld. De regionale grondwaterverontreiniging wordt voornamelijk bepaald door de aanwezigheid van gechloreerde solventen (VOCl-verontreiniging). Interfererende stoffen zoals verontreiniging met BTEX hebben zich op bepaalde plaatsen met de VOCl-verontreiniging vermengd, echter in beperktere omvang. In het regionaal beschrijvend bodemonderzoek zal verder worden bepaald welke verontreinigingsparameters desgevallend ook als regionale grondwaterverontreiniging kunnen worden beschouwd. 2° Lokale grondwaterverontreiniging: grondwaterverontreiniging die kan worden toegewezen aan een welbepaalde grond binnen de site en waarvan de plicht tot bodemsanering aldus eenduidig kan toegewezen worden aan een saneringsplichtige persoon. In het beschrijvend bodemonderzoek met betrekking tot die lokale grondwaterverontreiniging moet een uitspraak gedaan worden of er een bijdrage was van die lokale grondwaterverontreiniging in de regionale grondwaterverontreiniging en in welke mate deze kwantificeerbaar is. In het kader van het bodemsaneringsproject met betrekking tot die lokale grondwaterverontreiniging moet een saneringsvoorstel uitgewerkt worden voor die lokale grondwaterverontreiniging conform het BATNEEC-principe waarbij het wegnemen van de huidige bijdrage tot de regionale grondwaterverontreiniging één van de doelstellingen isˮ.

    Beide besluiten worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 februari 2010.

    3.6. Bij aangetekend schrijven van 20 februari 2009 en 12 september 2011 wijst de OVAM verzoekster op de eenzijdige verbintenis die zij heeft aangegaan voor het perceel 428N en verzoekt zij haar een beschrijvend bodemonderzoek in te dienen.

    3.7. Op 24 april 2014 maakt bodemsaneringsdeskundige Tauw België nv een eerste onderzoeksverslag op in opdracht van de OVAM van het beschrijvend bodemonderzoek naar de regionale grondwaterverontreiniging in voormelde site.

    VII-40.126-5/22

    3.8. Bij aangetekend schrijven van 21 januari 2015 wijst de OVAM verzoekster, met verwijzing naar haar eerdere schrijven van 5 februari 2007, 20 februari 2009 en 12 september 2011, andermaal op de eenzijdige verbintenis die zij op 9 juni 2006 voor het perceel 428N is aangegaan. De OVAM wijst verzoekster tevens op de inhoud van het onderzoeksverslag van 24 april 2014.

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT