Décision judiciaire de Raad van State, 6 février 2020

Date de Résolution 6 février 2020
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 246.969 van 6 februari 2020 in de zaak A. 227.612/VII-40.508

In zake : 1. de BVBA J.B.K. 2. de BVBA DOBA FARMA 3. de CVBA NADRO 4. de BVBA ORTHOCENTER-COLTURA-MORLET 5.de BVBA ESSEPI bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jürgen De Staercke kantoor houdend te 9550 Hillegem (Herzele) Dries 77 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE

AMBTENAAR bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Michel van Dievoet kantoor houdend te 1000 Brussel Wolstraat 56 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij : 1. de NV AQUAFIN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Erika Rentmeesters kantoor houdend te 9100 Sint-Niklaas Vijfstraten 57 bij wie woonplaats wordt gekozen 2. het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN VAN DE GEMEENTE GRIMBERGEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Günther L’heureux en Roel Meeus kantoor houdend te 1200 Brussel Gulledelle 96, bus 3 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

VI-40.508-1/12

I. Voorwerp van het cassatieberoep

  1. Het cassatieberoep, ingesteld op 11 maart 2019, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-A-1819-0531 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna : RvVb) van 29 januari 2019 in de zaak 1617-RvVb-0848-A.

    II. Verloop van de rechtspleging

    2. Bij beschikking nr. 13.278 van 24 april 2019 wordt het cassatieberoep toelaatbaar verklaard.

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord en de verzoekende partijen hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    De tussenkomende partijen hebben op respectievelijk 12 en 16 juli 2019 een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomsten zijn toegestaan bij beschikking van 26 augustus 2019. De tussenkomende partijen hebben een memorie ingediend.

    Eerste auditeur An Van Den Broeck heeft een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020.

    Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Jürgen De Staercke, die verschijnt voor de verzoekende partijen, advocaat Michel van Dievoet, die verschijnt voor de verwerende partij, advocaat Laura Vandervoort, die loco advocaat

    VI-40.508-2/12

    Erika Rentmeesters verschijnt voor de eerste tussenkomende partij, en advocaat Roel Meeus, die verschijnt voor de tweede tussenkomende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur An Van Den Broeck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  2. Met een besluit van 29 juni 2017 verleent de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar (hierna: GSA) een stedenbouwkundige vergunning aan de nv Aquafin (hierna: Aquafin) voor “de aanleg van gescheiden RWA- en DWA-streng, bufferbekkens, doorpersing riolering, openbreken en heraanleg van wegenis en pleinen, rooien en heraanplanten van bomen”.

  3. Het bestreden arrest verwerpt de vordering van de verzoekende partijen tot vernietiging van de vergunningsbeslissing van de GSA.

    IV. Onderzoek van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

    Exceptie

    Standpunt van de partijen

    5. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Grimbergen (hierna: CBS) werpt op dat het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen (hierna: gemeentewegendecreet) het aparte statuut van de buurtwegen heeft afgeschaft en de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen (hierna: buurtwegenwet) heeft opgeheven. De bestaande buurtwegen in de zin van de buurtwegenwet worden geacht gemeentewegen te zijn. Benevens het bepaalde

    VI-40.508-3/12

    in artikel 86 van het gemeentewegendecreet, “kan niet worden ontkend dat de bestaande gemeentelijke wegenis boven de ‘oude’ (vroegere) buurtwegen tevens bestaat en voldoet aan de definitie van een gemeenteweg […]. Indien er […] voor deze bestaande gemeentelijke wegenis geen rooilijnplannen voorhanden zijn, ‘is de rooilijn de huidige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen’”. Het CBS stelt dat “voor zover de vroegere buurtwegen een beperkter tracé hadden dan de gemeentewegen die er later bovenop zijn aangebracht, [zijn] zij als het ware ‘geusurpeerd […] door deze...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT