Décision judiciaire de Raad van State, 3 décembre 2019

Date de Résolution 3 décembre 2019
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

A R R E S T

nr. 246.268 van 3 december 2019 in de zaak A. 222.887/X-16.990

In zake : Christiane ULENAERS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Stijn Verbist en Lize Vandersteegen kantoor houdend te 2000 Antwerpen

Graaf van Hoornestraat 51 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de GEMEENTE BOCHOLT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Tom Swerts kantoor houdend te 2800 Mechelen Antwerpsesteenweg 16-18 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van het beroep

1. Het beroep, ingesteld op 14 augustus 2017, strekt tot de nietigverklaring van het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Bocholt van 27 april 2017 houdende de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “KMO-Kanaal”.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en verzoekster heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een verslag opgesteld.

X-16.990-1/20

‡ADMTODJBF-BDJGJCV‡

Verzoekster heeft een laatste memorie ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2019.

Staatsraad Stephan De Taeye heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Jan Van Eynde, die loco advocaat Tom Swerts verschijnt voor de verwerende partij, is gehoord.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een met dit arrest andersluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3.1. Verzoekster woont in de gemeente Bocholt op een perceel (hierna: verzoeksters woonperceel) dat ongeveer in het midden gelegen is van het gebied tussen de Zuid-Willemsvaart, de Veldhovenstraat, de N76 en de Weerterweg. Overeenkomstig het bij koninklijk besluit van 22 maart 1978 vastgesteld gewestplan Neerpelt-Bree is van dit gebied ongeveer de helft bestemd als KMO-zone en ongeveer de helft als agrarisch gebied en woongebied met landelijk karakter. Verzoeksters woonperceel ligt in het laatstgenoemde woongebied, met aan de overkant van de straat een strook agrarisch gebied met een oppervlakte van ongeveer 1,2 hectare (hierna: de agrarische strook tegenover verzoeksters woonperceel). Ten oosten van verzoeksters woonperceel bevindt zich een agrarische zone van het gewestplan.

X-16.990-2/20

‡ADMTODJBF-BDJGJCV‡

Ter verduidelijking volgt hierna een uittreksel uit dit gewestplan, waarop benaderende aanduidingen zijn aangebracht.

3.2. Bij arrest nr. 229.334 van 25 november 2014 vernietigt de Raad van State het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Bocholt van 22 december 2011 houdende de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (hierna: gemeentelijk RUP) “KMO-Kanaal” en het besluit van de deputatie van de provincieraad van de provincie Limburg van 7 juni 2012 houdende de goedkeuring van dit plan.

In dit arrest wordt onder meer het volgende gesteld:

“32. Uit het voorgaande volgt dat conform artikel 4.2.3, § 2, 1°, DABM en het project-MER-besluit en, voor het overige, conform de richtlijnbepalingen met rechtstreekse werking, het bestreden gemeentelijk RUP in principe plan-MER-plichtig is.

Het gegeven dat het gewestplan reeds in een zone voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen voorzag, doet op zich geen afbreuk aan de principiële plan-MER-plicht van het gemeentelijk RUP. Overigens dient samen met de verzoekende partijen vastgesteld te worden dat de betreffende zone voor het merendeel nog moet worden ontwikkeld. In de toelichtingsnota wordt in die zin onder meer aangegeven dat het gebrek aan een nadere ordening van het gebied de gestructureerde ontwikkeling van het gebied thans verhindert. Het bestreden gemeentelijk RUP wenst hieraan tegemoet te komen.

Verder bevat noch de screeningsnota, noch de beslissing van de dienst Mer enige aanduidingen betreffende de stelling dat het plan betrekking zou

X-16.990-3/20

‡ADMTODJBF-BDJGJCV‡

hebben op een klein gebied op lokaal niveau of op een kleine wijziging, zoals de verwerende partijen thans voorhouden. Het komt niet aan de Raad van State toe om zich in de plaats van de dienst Mer daarover uit te spreken. In de gegeven omstandigheden kan ook niet worden ingegaan op het verzoek in de laatste memorie van de eerste verwerende partij om het gedeelte van het gemeentelijk RUP, bestemd tot para-agrarisch bedrijventerrein, af te splitsen van de rest van het plan. 33. Uit wat voorafgaat, volgt dat de dienst Mer niet kon besluiten dat er geen plan-MER diende te worden opgemaakt.”

3.3. Na deze vernietiging wenst de gemeente Bocholt het gemeentelijk RUP opnieuw vast te stellen. Op 26 augustus 2016 heeft een plenaire vergadering plaats. Op 2 november 2016 wordt een planmilieueffectscreening (hierna: plan-MER-screening) opgemaakt. In die screening wordt onder meer het volgende gesteld:

“Het voorgenomen plan vormt een kader voor een project van bijlage I, II of III van het project-mer-besluit van 10 december 2004 en heeft betrekking op de ruimtelijke ordening. Overeenkomstig artikel 4.2.3. § 2, 1° moet een plan-mer worden opgesteld tenzij het voorgenomen plan het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging van een bestaand plan inhoudt. Uit de hierboven gegeven analyse blijkt dat alle wijzigingen die het voorgenomen plan zal aanbrengen als kleine wijzigingen beschouwd kunnen worden. Een onderzoek naar mer of plan-mer-screening kan bijgevolg volstaan, op voorwaarde dat dit onderzoek aantoont dat het voorgenomen plan geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben (art. 4.2.3. § 3 DABM). Het onderzoek naar de aanwezigheid van aanzienlijke milieueffecten aan de hand van de criteria zoals omschreven in bijlage I van het DABM wordt gevoerd in het volgende hoofdstuk 6 van dit rapport.”

Aangaande de vraag of het plan een kleine wijziging van een bestaand plan of plannen is, leest men nog het volgende in de screeningsnota:

“5.2.2 Is het plan een kleine wijziging van een bestaand plan of plannen? Het plangebied heeft actueel 2 hoofdbestemmingen: hoofdcode bedrijvigheid over een (bruto) oppervlakte van 29,3 ha en hoofdcode landbouwgebied over 9,8 ha (6.6 ha voor het alternatief). Een kleine oppervlakte heeft bestemming landelijk woongebied.

Percelen met actuele bestemming „bedrijvigheid‟

Aan het bestemmingstype bedrijvigheid geeft voorgenomen plan (versie september 2016) een meer gedetailleerde ruimtelijke invulling: • de ligging van industriële ontsluitingswegen; • zonering in functie van het type bedrijven: het plan duidt een zoekzone voor watergebonden bedrijven aan;

X-16.990-4/20

‡ADMTODJBF-BDJGJCV‡

‡ADMTODJBF-BDJGJCV‡

• de ligging van de vereiste buffers t.o.v. aanpalende woongebieden; Voorts wordt voor een deel de bestemming aangepast aan de actuele invulling: • percelen met een woning worden omgezet naar woongebied; • een beekje dat door het plangebied stroomt krijgt de nodige ruimte om wateroverlast te vermijden; • een zone net na de fietsersbrug [die] kansen biedt voor invulling met een horecazaak (fietscafé bv.) krijgt bestemmingstype recreatie (wonen in het alternatief). • De zone ten oosten van de Weerterweg krijgt bestemming landbouwgebied

Ontsluitingswegen en buffers zijn ruimtelijke elementen die bij een bestendiging van het huidige bestemmingstype ook in het plangebied ontwikkeld zouden kunnen worden. Op korte termijn zou ook de woonfunctie bestendigd blijven. Uit deze analyse kan worden besloten dat het voorgenomen plan een detaillering is van de bestemming volgens het gewestplan, rekening houdende met een ruimtelijk structurerend element, nl. een waterloop. De wijzigingen die het voorgenomen plan wil doorvoeren in de oppervlakte van 29,3 ha met actuele bestemming KMO-zone zijn daarom te beschouwen als een kleine wijziging.

Het voorgenomen plan voorziet voor wat de gewestplanbestemming „ambachtelijke bedrijven en KMO‟s‟ betreft dus enerzijds in een verdere detaillering van de reeds bestaande stedenbouwkundige mogelijkheden, en anderzijds in een bevestiging van de bestaande feitelijke toestand. Het plan voert zo kleine wijzigingen door t.o.v. de bestaande toestand (planologische en feitelijke) en beantwoord aan de term „kleine wijziging‟.

Percelen met actuele bestemming landelijk woongebied

Deze percelen blijven een woonfunctie behouden. De voorschriften wijzigen mogelijk beperkt. Ook dit beantwoord aan de term „kleine wijziging‟.

Percelen met actuele bestemming agrarisch gebied

Het voorgenomen plan zet deze zone grotendeels om in gebied voor (para)agrarische bedrijven met rondom intekening van een groenbuffer en een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT